Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1378. [1629 maart 25.] Van J. WtenbogaertGa naar voetnoot2.Mijnheere, Ick en heb uE. in lang niet geschreven. T'is mij seer leedt, want ick uyt de uwe altijdt wat leere ende sie sonder dat uwer E. handt seer geerne, die ick reden heb te vresen niet soo dickwils te sien, als uE. geen retour en crijght. Dan verandering van residentieGa naar voetnoot3 voor dese maenden ende de vele oock sware occupatien, die mij aldaer hebben overvallen aen d'eene, beletselen aen d'ander zijde, hebben mij dit inconvenient veroorsaeckt. Ick bid uE., laet mij haest gewaer worden, dat uE. daerom van mij niet en vervrembdt; 't sal mij verheugen ende beter doen doen in futurum. Mijn verandering is geschiet tot begeerte van de vrienden, ende heeft mij nacht ende dach besich gehouden, oock noch houdt, om door de Alpes te breecken, niet cum copiis Hannibalis, maer cum inermis opera, ende noch steeck ick 'er te midden in. Middelertijdt heb ick vertrout, dat uE. geen advertissement en ontbrack van sijn broeder ende andere vrienden, bijsonder over de convulsien van AmsterdamGa naar voetnoot4, die de voornaemste materie tot schrijven souden hebben gegeven. 't En isser noch niet te degen. De dachvaert duert noch, ende de regenten aldaer vresen noch voor een storm, eer die passeert, hopende nochtans die uyt te staen met couragie. De hierarchie woelt even dapper, is weder sterck bijeen in AlpheanoGa naar voetnoot5; quid moliantur leert de tijdt. De Judasweeck compt aen. Christus sal weder te lijden hebben, dan wij geloven, dat hij verrijsen sal. Sij hadden voor kersmisse een remonstrantieGa naar voetnoot6 overgegeven, om te bewijsen, dat d'executie der placaten niet en was conscientiedwanck. Daertegen is een wederleggingeGa naar voetnoot7 gereponeert, die 't contrarie bethoont ende 't haere wederleydt. Sij is den R.P.Ga naar voetnoot8 behandicht, die se achterhoudt; maer het dubbelt is gesonden aen 't Hoff, daert gelesen is, niet sonder vrucht. T'is oock Alphaeo behandicht, dient aengenaem was. Op dese dachvaert hebben sij weder een remonstrantie overgegevenGa naar voetnoot9, soo vol malitie, dat het overdraeft. De somma is, soo men se soo laet voortgaen, venient Romani tollent locum et gentem; Ergo. Sij rasen ende spreecken als furieuse | |
desperate menschen. 'T comt all uyt, seggen se, opt gecondemneerde boeck GrotiiGa naar voetnoot1, daer hij in effect sustineert, dat de ‘tegenwoordige regenten de souverainiteyt ende fundamentele wetten van Hollant met voeten hebben getreden, ende dat van selffs moet volgen, dat se al te samen crimen lesae majestatis begaen hebben. Waer kan dit ten laesten op uytloopen, dan dat dese luyden de kerck ende hare protecteurs, onse loffelijcke overheyden, opt lijff sullen vallen; dat de politycke als onwettige usurpateurs van de regering, de kerckelicke, als perturbateurs van de gemeyne ruste gestraft ende d'een metten anderen vervolcht, verjaecht, verdreven ende den kop affgeslagen, off op een ander wijse capitalick gestraft sullen worden.’Ga naar voetnoot2. Dit eschantillon, omdat het Grotium raeckt - van denwelcken sij daernae seggen, dat hij een viandt van 't vaderlandt te wesen verclaert is, ende dat een, die 't minst betaemt, die in den eedt van 't landt is, maer door brieven correspondeert over saecken de regering aengaende -, heb ick uE. willen uytteeckenen. Hinc collige coetera. Dese remonstrantie ende dat het t'Amsterdam niet en is gegaen nae der hevigen sin, bracht te wege de deputatie aen S.Exe vuyt de steden, die te swack zijn, tegen d'Arminianen soldaten toe te schicken, twelck hij weygerde, ten ware men de publ. kerck ende 't gerecht off d'ordinaris justitie feytelick wilde resisteren. Om nochtans wat te doen is dese remonstrantie gesonden aen 't Hoff, om t'adviseren; middelertijdt is missive gesonden aen alle steden, om de placcaten te executeren; maer vele steden latent haer kovel hooren. Gisteren creech ick tijding, dat selve Gouda 't selve bij pluraliteyt van stemmen in de vroetschap plat affgeslagen heeft, tensij andere steden, sonderling Rotterdam, voorgaen. Eenige seyden oock tegen S.ExeGa naar voetnoot3 - als men sprack van SalemGa naar voetnoot4, ende S. Exe hem vraechde, wat hij daervan dacht - 't selve geenssins goedt te vinden. Ick oock niet, seyde d'ander. Wat evenwel dese missive verder opereren sal, leert de tijdt. De colere is middelertijdt gevallen op den goeden CorvinumGa naar voetnoot5, die weder te lande is uytgevoert, twelck niemant als PaludhortioGa naar voetnoot6 geweten wordt ende 's hooffs cleyne couragie. Men hoopt evenwel dat het de saeck geen quaet doen ende Corvinum te meer animeren sal om de geperste te helpen. Op dese remonstrantie sal wat gedaen wordenGa naar voetnoot7, maer 't moet sijn tijdt hebben. D. OogentroostGa naar voetnoot8 s in print met een Pro Deo et patria ende elogia daeronder. BogaertsGa naar voetnoot9 wordt ver- | |
wacht. Aldus crijgen wij nieuwe martelaren. Dese gebannene comt gheen minder eere toe als de voorgaende. D. Tilenus' schrift tegen de ConsultatieGa naar voetnoot1 heb ick gesien. 'T comt wat te laet, was alreede wat uytgegevenGa naar voetnoot2, dat ick hoore met lust gelesen wordt, ende waervan EpiscopiusGa naar voetnoot3 mij schrijft: Habent consultores ob quod ungues mordeant. Het sal haer heugen - seydt hij - sulcke consulten gegeven te hebben, si quid reponent, digni erunt acri scutica. Haec ille. Ende voorwaer daer valt noch meer te seggen alsser geseydt is. Men heeft se om reden noch wat gespaert, hoewel se haer lesse tamelick crijghen. Daerentusschen danck ick D. TilenusGa naar voetnoot4 mijnenthalven seer; 't sijne sal noch all te pas gebracht worden. UE. gelieve mijne dienstelicke groete bij dese occasie te doen. Een predicant t'Amsterdam, CloppenborchGa naar voetnoot5, is seer int oogh, is in den Hage, reyst herwaerts derwaerts, wroet dapper, maer derff - soo men seydt - in de stadt niet comen. De vroetschap aldaer had geresolveert, dat borgemeesteren souden mogen gedeputeerden uyten raedt in de kerckenraedt seynden, alst hun goet docht. Dan 't en werdt noch niet gedaen. Evenwel hebben in de vergadering eenige steden seer gedrongen, dat Amsterdam dat niet soude doen. Sij persisteren ende seggen, dat recht te willen houden, om dat te gebruycken, alst hun goet dunckt. T'Utrecht is wat opheffs tot accommodatie; 't is mij van daer gecommuniceert; maer meynt niet, dat het eenich effect hebben sal. Men siet alleen, dat se in pijne sijn ende dat de saecken niet soo gesmeert voort en willen, als sij haer hadden geimagineert. Is uytgecomen een OndersoeckGa naar voetnoot6, off men de remonstranten behoort vrijheydt te vergonnen; daer worden eenige redenen gestelt pro, die worden gerefuteert ende daertegen andere gestelt, die seggen: neen, jae dattet onmogelick is met behoudenis van den staet. Ick wensche uE. dat had gesien, om uE. oordeel te hebben; maer 't sijn geen dingen om te senden. De generael ReaelGa naar voetnoot7 is int landt, wordt vandage hier verwacht. De vrou van BarneveltGa naar voetnoot8 is overleden, wordt Dynsdach begraven. Ick kan uE. niet genoch bedancken voor de moeyte bij uE. genomen int schrijven van den uwen van 21 Decembris ende d'aenwijsinge daerinne gedaen. Ick hebbe vernomen nae 't boeck De vero christianismo, auctore Johanne ArndGa naar voetnoot9, dan 't is hier niet te becomen. Uwer E. 2de brief aen mij, gedateert 17 Januarie, die lang onder wech is geweest, eerst nu ontfangen voor weynich dagen, heb ick d. Episcopio gesonden, biddende dat hij uE. daerop antwoorde aengaende Came- | |
ronemGa naar voetnoot1, alsoo uE. doch mede aen hem daervan geschreven had. Twijfel niet S.E. en sal het doen; dan schrijft mij, dat het Cameronis werck hier in 't landt niet en is; men weet er te Leyden niet van; sal arbeyden om dat te hebben: ick verwonder mij over 't geen uE. schrijft, dat men 't stuck van de remonstranten daer soe verre apprehendeert, dat men vreest daerdoor een merckelick affbreuck aen de gereformeerde Kerck. UE. mach wel seggen van den gheest van J. van Leyden. Ick weet niet, off'er oproeriger geselschap is onder de son. Sij seggen, dat de remonstranten incompatibel zijn in dese staet, verstaende daerdoor haerselve off hare ... kerckelicke dominatie. Maer isser wel een staet in de werelt, daer mede dit volck compatibel is? Heeft uE. gesien de propositie van Mr Rouse, gedaen int Lage huys van 't parlement van Engellandt tegen d'ArminianenGa naar voetnoot2? Sij gaet scherp. Hij seydt - onder anderen - datter is een dwaling, die wil dat Gods genade een lacquey zij van 's menschen wil, dat het schaap den herder beware ende dat het saet van den onsterffelicken God sterffelick zij. Dan ick meyn, dat uE. die gesien heeft. Bidde, ist mogelick, te weten, wat daerop gevolcht zij. D'onse hebben niet gelaten dit peerltgen mede te brengen in hare remonstrantie. Die propositie is vileinich, is van 26 Jan. 28 o., 6 Feb. 29 n. stijl, hier getranslateert ende gedruckt. UE. spreeckt van correspondentie te houden in Engellandt; wij sien daertoe geen middel: daer isser maer één off 2 van de onsen, die ad extra arbeyden, alle d'andere wercken ad intra. Wist uE. ons daertoe eenich middel te wijsen, ick wilde het wel. UE. soude niet geloven, hoe weynich behulps wij hier hebben. 't Is God, die ons helpt ende staende houdt, geen mensch. Doent menschen, dan sijn onse parthijen door hare exorbitantien, daermede sij ons vordeel, haer selven nadeel doen; Iuda teste: omnes quae sua sunt, nemo quae Christi. Gaet uE. boeck: De veritate religionis christianaeGa naar voetnoot3 oock voort? Wij hebben Amsterdam tegen de seditieuse boecxkens geholpen soo veel wij connen, ende doent noch. Ick ken een manGa naar voetnoot4, die nu eenige maenden lanck niet anders gedaen en heeft. 't Heeft vrucht gedaen. Die 2, daer uE. van melde in de G.R., te weten B. ende N.Ga naar voetnoot5, oock noch een off 2 andere sijn wel tamelick goedt, maer de meeste dragent wech, d'ander sien dat al te seer om; oock des eenen mrs sijn van ander humeuren. Ibant quo poterant. FeltonGa naar voetnoot6 is lang tot Londen geëxecuteert. Heeft uE. 't vaetgen van van GervenGa naar voetnoot7 oock ontfangen? Ick heb daervan noch gheen pertinent advis. Die man heeft een groote affectie tot uE. Spreeckt daervan | |
met sulck hartelickheyt voor een leeck, dat ickt met lust hoore. Ick ben een reyse off 2 bij hem geweest. Men wil hier niet weten, dat StoutenburgGa naar voetnoot1 nae de misse wil; uE. doet wel hem - soo veel doenlick - te steuyten. Van SaumaiseGa naar voetnoot2 tot Leyden te beroepen hoor ick niet. Ick gelove wel dat se u te Charenton wel souden toelaten op uE. gevoelen, ut glorientur in carne tua. 't Is een wonderlick volck, God sal se te schande maecken cort off lang; ick spreeck van hare handelingen. UE. heeft hier een fagottage van een brieff, alles pesle mesle onder malcander. Ick bid uE. mij haest te schrijven ende mij van mijn pardon, over de begane faute met soo lang geswegen te hebben, te verseeckeren. Ick belove mij te sullen beteren. Noch een woordt: wat soude uE. seggen off er luyden waren, die in ernst begonden te dencken van d. Grotium weder tot Rotterdam te versoecken? Ick sie noch gheen grote apparentie, maer wat cant schaden, dat m'er van spreeckt, ende met ernst, ende van ende met sulcke, die yet vermogen? Middelertijdt danck ick God, dat uE. daer soo aengenaem es, als ick uyt een van uwe naeste hebbe verstaen. All wat hier van EspaigneGa naar voetnoot3 geseydt was, werdt bevonden faut ende bij oneerlicke lichte vrouwen door eeniger toedoen uytgestroyt geweest te sijn. Ick wenschte, dat soo grote naersticheyt gedaen ware voor 10 off 11 jaren, om de schandelicken geruchten van ander eerlicke luyden uyt te boesemen, die veel verder sagen. Joff. uE. huysfrou, Tilenus ende DorusGa naar voetnoot4 moeten seer sijn gegroet ende den Heer in genade bevolen van UE. dienstwillichste, H.v.M. | |
De gevangen broedersGa naar voetnoot5 dancken uE. seer van de goede gedachtenis, ende doen uE. weder seer hertelick groeten. | |
Adres: Aen mijn Heer mijn Heer Mr. Hugo de Groot. Paris. In dorso schreef Grotius: 25 Martii 1629. Van Mede. |
|