Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1326. 1628 oktober 28. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, Den uwen van den XV heb ick op huyden ontfangen. Cont oversulcx deselve addresse continueren ofte aen SurendonckGa naar voetnoot2, dye nu woont tegenover St. Merry. Wij zijn hyer verblijdt geweest met tijdinge van den voorslagh van vrede ende van de provisionele trefves, daervan ick uE. laestemael had geschreven. Maer het gevolgh heeft ons getoont, dat de Engelschen ofte de trefves nyet en houden voor geaccordeert, ofte deselve anders verstaen dan den coning. Een esquadre van haere vloot is gecomen in de reviere van Charente, bestaende uyt Franchoysen, dye met de vloot zijn gecomen, eenige van desen hebben aen landt het hey aen brand beginnen te stecken tentamentum patientiae ofte een inventie van de Franchoysen, dye met de Engelschen gecomen waeren om de handeling, dye haer mishaechde, te breecken. Monsr. d'AngoulesmeGa naar voetnoot3 dit verstaen zijnde is metter haest met eenig geschut derrewaerts getrocken ende heeft in de schepen zeer geschoten, soodat XX ofte meer doot zijn gebleven. Op Maenendagh de Engelschen dit wetende hebben vyer brandschepen gesonden op 't werck in de haven, doch deselve zijn afgekeert sonder effect. Sij hebben oock zeer op het landt geschoten, soodat een cogel gevallen is voor de voeten van den nuntiusGa naar voetnoot4 ende heeft niet veel geschilt, off den cardinael de Richelieu hadde zijn hoope quyt geweest, dye hij seyt seer sterck te hebben van denselven nuntius ens paus te zyen. 't Is seecker, dat hij in Vrancrijck zeer werdt bemint - oock in Italiën - ende bij de Spaegnaerden selfs niet en is gehaet. Men meent evenwel de handelingh met Engelant voortgaet, dewelcke bij den cardinael is begonnen door een monick JacobijnGa naar voetnoot5, dye bij hem in Engelant is gesonden al eer MontaiguGa naar voetnoot6 in 't leger was gecomen. Doch onse extraordinarissenGa naar voetnoot7, dye hyerin niet bekent en zijn, hebben hyertoe weynigh lust. WolffGa naar voetnoot8 is bij haer gesonden, uyterlijck nae de vloot voor Duynkercken, in der daet nae Engelant, soo ick meen om het werck te traverseren. Rochelle spreeckt noch niet, 't welck quaed doet, insonderheyt in de saecke van Italië. Den resident van den hertogh van MantueGa naar voetnoot9 meent de stadt wel over mochte gaen. ClemensGa naar voetnoot10 blijft tot GallusGa naar voetnoot11 wel genegen. AurelianusGa naar voetnoot12 seyde deser dagen, dat dye van de religie in Vrancrijck voortaen in veel geruster staet soude zijn als oyt voor desen, doordyen nyemant haer meer quaed sal willen, selff niet de geestelijcken. Bij andere luyden houdt hij heel andere propoosten ende hij voldoet | |
noch AeliusGa naar voetnoot1, noch TiberianenGa naar voetnoot2 over. Hij was ten tijde van de onsteltenisse binnen Parijs soo benauwt, dat hij niet eten en conde ende wenschte wel om Xm gl. in Hollant te zijn. Soo de paix voortgaet, schijnt het, dat men Montauban, Nismes ende Castres de keus sal geven om mede daerin te comen, quiterende de fortificatiën, ofte om daerbuyten te blijven, in welcke gevalle men haer sal de traffycq ende landvruchten afnemen ende blocqueren, soo veel ick can mercken. De Spaenschen maecken een canael buyten Grevelingen op een grondt, waervan soo wel de possessie als den eygendom tusschen Vrancrijck ende Vlaenderen over lang disputabel is geweest. 't Geeft hyer mescontentement ende meer andere actiën van de Spaignaerden. De cardinael is op haer vrij wat t'onvrede. Daerom meen ick de ambassadeurs, de vrede voortgaende tusschen de twee croonen, wel souden mogen een goede alliantie hyer maecken. Sij dyenen den coning te wachten, mijns oordeels. Ick wilde wel weten, wat t'Amsterdam tegen den magistraet smoockt, alsoo ick dye heren goed gunne ende vinde goedt, dat men verstaet, dat de overheden van de steden ordre op de stadswachten mogen stellen sonder te misdoen. Wij sullen verlangen te verstaen, hoe de beginselen van AnthemiusGa naar voetnoot3 sullen gaen. Den XXVIII October XVIcXXVIII. UE. dyenstwillige broeder
| |
Ick en schrijff nu niet aen ons broeder den rentemeesterGa naar voetnoot4; UE. gelieve hem de tijdingen mede te deelen. | |
In dorso schreef Reigersberch: broeder de Groot tot Parijs den VIII(!) Octob. 1628. Een cogel gevallen voor de voeten van den nuntius; den cardinael hoopt den nuntius paus te sien; Aerssens seyt die van de religie geruster sullen wesen als tevooren, niemant sal haer quaet willen; Aerssens seer bevreest binnen Paris. |
|