Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1292. 1628 juli 30. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot13.Mon frère,
Alsoo ick gisteren had geschreven over Bruyssel, soude ick nu niet weder | |
geschreven hebben, 't en waer den uwen van den XVIen deser mij daertoe oorsaeck gaf. De andere is gegaen op Hollant, dese gaet op Zeelant. De heer, dye daer isGa naar voetnoot1 ende dye GallusGa naar voetnoot2 seyt weynich authoriteyts te hebben, soude wel connen gebruyckt werden, soo NeeffGa naar voetnoot3 will beloven met vigeur de saeck te behartigen, in welcken gevalle hij door ClemensGa naar voetnoot4 terstont last soude connen becomen van VerusGa naar voetnoot5 ofte zijn moederGa naar voetnoot6. Als men wel wilde, soude dit connen geschyeden, terwijl AurelianusGa naar voetnoot7 ende ValensGa naar voetnoot8 van huys zijn, want comen zij t' huys, gelijck zij tegens DiocletianusGa naar voetnoot9 gewoelt hebben ende noch woelen, soo sullen zij oock tegen mij woelen, tenzij ick haer wille resolvere te doen. Dit is oock de reden, waerom de tijdt van de aggreatie van een tractaet met AntoninusGa naar voetnoot10 - als schoon sulcx gesloten werd, 't welck uE. syet zeer onseecker te zijn - niet bequaem en sal zijn, behalven noch, dat ick met AnthemiusGa naar voetnoot11 geen kennisse en hebbe ende oversulcx daerop geen staet en can maecken. Ende AeliusGa naar voetnoot12 meen ick, gelijck voor dese meermael is geadviseert, dat mij liever hyer heeft dan elders, hebbende mij doen toetsen op hetgunt ons belanght. Mij hyer wel te stellen, can min wel geschieden dan alle gedachten van het landt quiterende, jae mij daertoe wedercomste onbequaem maeckende - want daertoe werdt hyer getrocken, daerbij dat dan comen sal de quelling in de religie. SwedenGa naar voetnoot13 wil ick garen hyer dyenen, al waer het maer ten respecte van de groote qualiteyten van dye coning, maer daer te gaen, vind ick om veel reden niet geraeden. Moet ick een meester kyesen, soo sal het VitelliusGa naar voetnoot14 moeten zijn. Wilt bij gelegentheyt alle de bekenden van NumerianusGa naar voetnoot15 wel sonderen, wat sij doen willen ende connen. Mij dunckt, dat ick het stuck van GrolGa naar voetnoot16 behoor uyt te geven lettende eerst op uE. ende der vrunden goede aenmercking: geen naem daerbij te stellen, nochte enige dedicatie, opdat het schijne als een vervlogen stuck te zijn van een groot werck. Ick ben ConstantiusGa naar voetnoot17 zeer geobligeert ende bedancke hem zeer. Wij sullen ons best doen om Anthemius van beste te doen disponeren, maer vrese, dat men (?) hyer van de vrundschap van PhilippusGa naar voetnoot18 sal despereren. Van Valens sullen wij noch wat in bedencken nemen. Can ick Gallo dyenst doen in de saecke van OrangeGa naar voetnoot19, sal 't garen doen. 't Volck van CrequyGa naar voetnoot20 sullen buyten twijffel nae | |
Italië gaen, maer de questie is, off het sal zijn op 's conings naem ofte op de naem van MantuaGa naar voetnoot1. Wedercomende tot mijn stuck van Grol, ick heb een groote caerte, in Brabant aen twee stuck gedruckt, van de vaert tusschen Venloo ende RijnberckGa naar voetnoot2; dese wordt nu vercort in één plaet gesneden. Ick heb oock een caerte van Santvlyet, mij uyt Zeelant door d'heer BoreelGa naar voetnoot3 toegezonden ende eenige slechter daervan uyt Brabant. Soo ick geen perfecter caerte become van Suthphen, sal een gebruycken, dye in Pompeio JustinianoGa naar voetnoot4 is t'samen met Overijssel. Om te accommoderen de saecken met Vrancrijck, dunckt mij op 't eerste poinct, dat men can beloven in gevalle van handeling met Spaegnie den coning te adviseren ende zijne entremise ende guarandise te versoecken. Op het 2e geëxcuseert zijnde van nu yet te doen tegen Engelant, voorts de belofte te doen in termes van het tractaet van CompiègneGa naar voetnoot5. Wij en hebben geen vruchten genooten, belooft bij de ligue met Engelant aengegaen, dye ons souden obligeren om niet te sorgen voor de defensie van Vrancrijck, bijsonder als wij insgelijcx ons mogen verbinden tot de defensie van Engelant. De Switsers zijn geallieerde van 't pausrijck ende trecken groot geldt ende voordeelen uyt dye alliantie. Evenwel zijn zij verbonden tot de defensie van Milanen ende de Franche Comté. Meer dyergelijcke exempelen can men allegeren des noodt zijnde. Op het derde, dat men de schepen van Spaegnie comende, notoirlijck tot hulpe van coning tusschen Spaegne ende Vrancrijck, nochte op de rede van Vrancrijck niet en sal attaqueren ende oock de Duynkerckers niet, soo wanneer zij ten selven eynde het Canael sullen zijn gepasseert. Ten vyerde schepen ende amonitie te laeten volgen, 't en waer den noodt van 't landt dye vereysche te behouden, welcke clausule oock is in de alliantie met de Switsers. Men verwacht hyer de Engelschen. Ick heb versche brieven gezyen uyt het leger, dye seggen, dat een soldaet van 's conincx volck binnen Rochelle gevangen zijnde ende daer weder uyt comende hadde gerelateert, dat de maire hem gevraecht hadde, wat hem luste een paep te dyenen, om soo quaelijck gecleedt te zijn - hij was wat quaelijck in ordre - seggende, dat dyen paep was un Ravaillac déguisé - gevende hem drye brooden ende belastede, dat hij sulcx in 't leger soude relateren ende dat men daer zeer bedrogen was meenende, dat binnen gebreck was. De hoeren van Rochelle comen dagelijcx bij 's conincx soldaten ende bij dye ende dyergelijcke middelen crijgen zij altijd wat van de landzijde. 't Rapport, dat in Engelant gedaen is van de provisie, dye binnen Rochelle is, mochte wel waer zijn. Men meent het gevecht met de Engelschen furieux sal zijn ende de uytcomste onseecker. Den coning wordt het leggen daer moe. Hij was | |
dese dagen uytgereden om twee vossen te vangen, maer de grootste bleeff in 't leger. Vaert wel met alle de vrunden. Den XXXen Julij XVIcXXVIII. UE. dyenstwillige broeder
| |
Adres: Mijn Heer, Mijn Heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, nu ten huise van den heer rentemeester, sijn E. broeder, tot Middelburgh. |
|