Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdNorbertus van Xanten(in Duitsland: van magdeburg), ca. 1080-82 te Xanten geboren uit de familie van de Heren van Gennep, koos na de subdiakenwijding bij de kanunniken van de Sint Victor aldaar voor een werelds leven aan de hoven van de bisschop van Keulen en van keizer Hendrik v. In 1115 onderging hij tijdens een onweer een ‘bekering’. Nadat hij bij wijze mannen raad had ingewonnen en te Keulen de priesterwijding had ontvangen keerde hij, in de geest van de armoedebeweging (»Franciscus), als zwervende prediker naar het Xantense stift terug om er de inwoners te hervormen. Toen hij, niet aanvaard en niet begrepen, op een synode aangeklaagd was, deed hij van alles afstand, trok barrevoets naar Saint-Gilles (Provence), waar hij van paus Gelasius ii een universeel preekverlof kreeg. In Noord-Frankrijk rondtrekkend verwierf hij zich vrienden en vijanden (onder wie Abaelard). Na een mislukte poging het stift van Sint Martinus te Laon te hervormen, vestigde hij zich - op aanwijzing van Maria, die hem verschenen was en die hem ook het ordekleed overhandigde - in het voorjaar van 1120 met volgelingen in het dal van Prémontré en stichtte de orde van de premonstratenzers. Norbert bleef preken in Noord-Frankrijk en Vlaanderen, waar hij in en rond Antwerpen met succes de tegen de kerkelijke hiërarchie gerichte ketterij van Tanchelm bestreed. Na goedkeuring van zijn orde door de paus en dankzij bescherming van keizer Lotharius ii strekte zijn invloed zich uit tot in Polen en Italië. In 1126 werd hij aartsbisschop van Magdeburg, waar hij, niet door iedereen bewonderd, in 1134 stierf. De premonstratenzers of norbertijnen oefenden vanuit hun abdijen allerlei vormen van pastoraal uit. In 1155 schreef een anonymus een redelijk betrouwbare Vita. Een aan Norbertus' leerling Hugo van Fosses toegeschreven Vita ca. 1150 mist deze betrouwbaarheid. In de 16e eeuw werd aan Norbert, in de contrareformatorische ijver om de ‘realis praesentia’ (vgl. »Franciscus' en Hieronymus' laatste communie) in de eucharistie veilig te stellen, op grond van zijn bestrijding van Tanchelm maar historisch onjuist, de titel ‘verdediger van het heilig-altaarsacrament’ gegeven. Legendarische verhalen moesten dit ondersteunen (en beïnvloedden zijn iconografie). Zo zouden de inwoners van Utrecht ooit de door Tanchelm bedreigde heilige, liturgische vaten voor hem hebben verborgen, om ze na diens val weer plechtig aan Norbert terug te geven. Vermakelijk is de anekdote over de spin die de heilige eens tijdens de mis in de met geconsacreerde wijn gevulde kelk aantrof. Het dier vangen en verwijderen zou verspillen van Jezus' heilig bloed betekenen. Met doodsverachting - want op het consumeren van een spin, meende men, volgde een zekere dood - dronk Norbert de kelk leeg. De dood bleef uit omdat de spin Norberts lichaam door de neus verliet.
Norberts gebeente lag in de Liebfrauenkirche te Magdeburg begraven, totdat het in 1628 overgebracht werd naar het klooster te Stra- | |
[pagina 264]
| |
hov in Bohemen, waar hij patroon van het gebied werd. Het proces dat leidde tot zijn canonisatie in 1582 en daarmee tot zijn verering en het vervaardigen van afbeeldingen, blijkt pas laat op gang te zijn gekomen. De figuur van Norbert vertoont dan ook typische contrareformatorische trekken. Men stelde hem meestal voor in het liturgische gewaad van een bisschop (»clerici) of in de ordedracht: witte toga met daarover een zwart manteltje (rochetta) en het pallium (»Agnes).
Cornelis de Vos, Burgers van Utrecht geven aan Norbertus van Xanten door hen verborgen liturgisch vaatwerk terug, schilderij, ca. 1625. Kon. Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen.
Attributen zijn een boek, kelk (spin), monstrans (eucharistie, en wellicht ook een toespeling op Prémontré) en een kleine, overwonnen Tanchelm en/of een duivel aan zijn voeten. Zijn feest wordt gevierd op 6 juni. Een beroemde, alom vereerde volgeling van Norbert was Hermann Joseph von Steinfeld (klooster in de Eifel). Enkele decennia na Norberts dood geboren, kwam hij als 12-jarige in het genoemde klooster. Zijn leven werd gekenmerkt door mystieke ervaringen, boete, prediking en raadgeven aan velen, vooral | |
[pagina 265]
| |
kloosterzusters. Hij is een van de weinige mannen van wie een ‘mystieke verloving’ met Maria (»maagden) verteld wordt. Bij die gelegenheid ontving Hermann de tweede naam Joseph. Hij stierf in 1241 (of 1252?). De door Benedictus xiii gepropageerde verering leefde op in de Duitse Romantiek. Norbertus is de patroon van moeders en hun kinderen. Men viert hem op 7 april. De oudste afbeelding van Norbertus is een fresco 14e eeuw in de sacristie van de San Severino te Orvieto. De meeste, ook enkele grotere scènes ontstonden echter pas in de 16e eeuw, tevens de periode van grote bloei van zijn orde. De kelk vindt men onder meer op een altaar ca. 1500 in de kerk te Altengönna (Thüringen); de monstrans waar de heilige vaak in extatische houding naar opziet bijvoorbeeld op een grote, elegante plastiek 1755-64 van Straub aan het Norbertusaltaar in de kloosterkerk te Schäftlarn (Oberbayern); de ketter op schilderijen ca. 1620 (aan De Crayer toegeschreven) in de Jakobskerk te Antwerpen en ca. 1710 van de hand van Lisjka (met een overwonnen duivel). Barend van Orley schilderde ca. 1520 de heilige predikend, terwijl hij op de achtergrond lezend van een engel een boodschap uit de hemel ontvangt. Galle illustreerde Norbertus' levensbeschrijving door Van der Sterre (Antwerpen 1622) met een cylus van 36 gravures, en in de kerk te Milevsko in het zuiden van Bohemen hangen tien schilderijen ca. 1628 met een levenscyclus van de hand van Haering. Uitbundige fresco-cycli sieren Zuidduitse norbertijner kloosterkerken (te Strahov ca. 1628 van Neunherz; te Schussenried ca. 1745 van Ziek; te Osterhofen ca. 1710 van Cosmas Damian Asam). Afzonderlijk werden op schilderijen afgebeeld Norberts bekering tijdens het onweer (1742 door Bergé in de Pieterskerk te Leuven), het dictaat van de regel door Maria (17e-eeuws werk in de kerk van Santa Marcina te Witów in Polen), het overreiken van het gewaad (ca. 1650 door Damery in de Notre-Dame te Luik), de Utrechtse geschiedenis met het liturgisch vaatwerk (ca. 1625 door Cornelis de Vos in het Kon. Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen). Hermann Joseph, die vaak voorkomt in norbertijnse context, wordt afgebeeld met een kelk (15e-eeuws paneel uit het atelier van de Meester van het Leven van Maria in het Kaiser-Friedrich-Museum te Berlijn; Mataré, beeld 1948 aan de gevel van de dom te Keulen); of met het kind Jezus op de arm (reliëf 1732 aan zijn graf te Steinfeld). Zijn ‘mystiek huwelijk’ werd geschilderd door Antony van Dyck 1630 voor het Antwerpse gilde der vrijgezellen. Godefroid 1900; Hünermann 1940; Koch/Hegel 1958; Madelaine 1928. |
|