Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdAntonius van Padua(ordenaam van Fernandez Martín de Bulhom), een iets jongere tijdgenoot en volgeling van Franciscus van Assisi, werd in 1195 te Lissabon geboren. Al op zijn vijftiende werd de jonge edelman regulier koorheer in het Vincentiusklooster bij zijn geboortestad, en vanaf 1212 studeerde hij theologie te Coimbra, waar hij waarschijnlijk ook tot priester gewijd werd. De overbrenging in 1220 van de lichamen van vijf uit Coimbra afkomstige franciscaanse minderbroeders, die in Marokko als missionarissen gemarteld en omgekomen waren, bracht hem op het idee over te gaan tot hun orde en onder de naam van Antonius (»Antonius Abt), patroon van het klooster in die stad, hun plaats in te nemen. Naar Marokko gereisd moest Antonius, ziek geworden, dit land echter spoedig weer verlaten. Op de terugweg was schipbreuk de reden dat hij via Sicilië naar Assisi trok. Hij ontmoette er Franciscus en werd tijdens een algemeen kapittel van de orde in 1222 in de provincie van de Romagna opgenomen. Na een korte periode als kluizenaar bij Forlì kreeg hij van Franciscus zelf de opdracht theologie te doceren in het klooster te Bologna, waarbij ook succesvolle preekreizen tegen katharen en Albigenzen in Noord-Italië en Zuid-Frankrijk en volksmissies in Italië plaatsvonden. De laatste twee jaren van zijn leven werkte hij te Padua waar hij, door velen bewonderd en vereerd, in 1231 stierf en waar zijn relieken sinds de overbrenging ervan door Bonaventura (»Franciscus van Assisi) in 1263 rusten in zijn kerk ‘Il Santo’. Zijn verdienste als theoloog is geweest dat hij zijn jongere en latere ordegenoten vertrouwd heeft gemaakt met de ideeën van »Augustinus.
In tegenstelling tot die van menig vroegchristelijke heilige is de legendevorming rond de scherpzinnige en geestdriftige franciscaan die Antonius was, en daarmee de vertekening van zijn persoon in de volksdevotie, vaak door propaganda van latere ordebroeders, bijna op de voet te volgen. In 1232/33 verscheen van de hand van een onbekende franciscaan de eerste, in verhaaltrant geschreven vita (Legenda Assidua) en ca. 1300 die van Giovanni Rigaldi, waarin een zekere chronologie van Antonius' leven aangebracht werd. Pas in de 14e eeuw werd over wonderen en | |
[pagina 41]
| |
verschijningen van de heilige na zijn dood verteld en werden onder invloed van franciscaanse prekenverzamelingen ook berichten over wonderen tijdens zijn leven in het levensverhaal ingelast. Met de toenemende verering van de man, eerst in Padua en omgeving en in de orde, daarna in Italië en Lissabon, en in de 16e eeuw over heel de Kerk, kregen de legende en vooral een nogal zoetelijke beeldvorming de overhand, wat tot in het begin van de 20e eeuw voortduurde. Parallel aan deze ontwikkeling onder het gewone kerkvolk, dat de franciscaanse volksheilige vanaf de 15e eeuw vereerde - onder meer op Antoniusdinsdagen en door het zgn. Antoniusbrood, een aalmoes voor de arme ter ere van de heilige - liep de geleidelijke verdringing van de verering van »Antonius Abt. De belangrijkste van de vele wonderen, die - zo zong men nog tot aan het midden van deze eeuw uit volle borst in de katholieke kerken - ‘God door Antonius' hand doet’, zijn een preek tot de vissen toen de mensen niet kwamen (naar analogie van die van Franciscus tot de vogels); de ‘bekering’ van de tiran Ezzelino, die Padua bedreigde; de vondst van het hart van een gestorven gierigaard in zijn schatkist tijdens Antonius' preek over Luc. 12,34 bij de uitvaart; de genezing van een jongen die zijn moeder had geschopt en daarom zijn been had afgehakt (vgl. Mat. 5,29); het getuigenis van een baby waaruit de onschuld van diens van echtbreuk beschuldigde moeder bleek; de genezing van een door haar man verwonde vrouw; een beker die viel maar niet brak en - vooral - de kniebuiging van de ezel die na drie dagen zonder eten toch niets nam van het voorgeworpen voer maar eer betuigde aan een hostie die Antonius hem voorhield, waarop een ketter zich bekeerde; de verschijning aan de heilige van het kind Jezus zelf; tenslotte uit de postume wonderen de redding van een schip in nood en een dodenopwekking te Lissabon. Geen wonder dus, dat Antonius zoveel lieden moest beschermen, zoals verliefden en echtparen, vrouwen en kinderen, reizigers en porseleinwerkers, en moest behoeden tegen demonen, onvruchtbaarheid, schipbreuk, koorts, oorlog en pest. Met name werd hij, die immers een hem ontstolen manuscript door de dief zelf terugbezorgd kreeg, aangeroepen wanneer iemand een onmisbaar of kostbaar voorwerp kwijt was. Antonius' wonderen zijn nogal ‘gewoon’, op het triviale af, missen vaak de ‘pointe’ van de verhalen uit de antieke legenden, en verschillen van de veel poëtischer berichten rond Franciscus, die daarin veel duidelijker naar voren komt als een evangelische realiteit in zijn tijd. Tenslotte was Antonius toch nog goed genoeg voor een legende waarin de oude ascetische traditie der stylieten (»Simeon de Styliet) doorklinkt. Hij zou de laatste jaren van zijn leven doorgebracht hebben, levend en prekend in een amandelboom (men vergelijke een soortgelijk verhaal van David van Saloniki ca. 500 wiens gebeente zich sinds de 13e eeuw te Pavia zou bevinden). Antonius' feestdag is 13 juni. De heilige werd afgebeeld in franciscaans habijt, jong en dus meestal baardeloos met boek en spreekgebaar (emaille ca. 1300 aan een draagaltaar in het Historisches Museum te Bern), een enkele maal met baard (13e-eeuws triptiek in de Galleria te Perugia). In de 14e en 15e eeuw kwamen daar vooral in Italië als attribuut een brandend hart (Benozzo Gozzoli, paneel ca. 1449 in de Santa Maria in Aracoeli te Rome) of een lelie bij (beeld 1448 van Donatello in Il Santo te Padua). Vanaf de 17e eeuw ligt of staat het Jezuskind op het geopende boek (El Greco, altaarstuk laatste kwart 16e eeuw in het Prado te Madrid) of ligt het, terwijl het geliefkoosd wordt en de armpjes naar hem uitstrekt, in de armen van de heilige franciscaan, een manier van afbeelden die tot in het begin van deze eeuw op kerkschilderijen (doek 1865 van Van Genk in het Markiezenhof te Bergen op Zoom), devotieprentjes en aan gipsen (wan)produkten uit de devotionalia-ateliers voortduurde en soms nog te zien valt in religieuze souvenirwinkels in bedevaartplaatsen. De 17e-eeuwse | |
[pagina 42]
| |
schilderijen van Ribera en Murillo met Antonius en het Jezuskind horen tot de meest verspreide heiligenvoorstellingen waarvan reprodukties tot voor kort katholieke woningen sierden. Cycli vertonen de intrede in de minorietenorde, het kapittel te Assisi, Antonius prekend voor het volk en verschillende wonderen: glasraam ca. 1300 in de bovenkerk van de basiliek te Assisi en een ca. 1340 in de benedenkerk; reliëf ca. 1450 van Donatello en leerlingen aan het altaar van Il Santo te Padua en een respectabele reeks marmeren reliëfs aan het altaar in de Antoniuskapel in de genoemde kerk, van de hand van een tiental 15e-eeuwse kunstenaars. Titiaan schilderde ca. 1525 drie van een grote reeks fresco's in de Scuola di Sant'Antonio te Padua, met enkele wonderen. Uitsluitend wonderen betreffen - kenmerkend voor de ontwikkeling - de fresco's van Bonifacio Veronese en zijn leerlingen in het Oratorio van Camposampiero bij Padua. In de 17e en 18e eeuw kwamen vooral cycli voor als illustraties bij uitgaven van Antonius' leven (53 kopergravures van Wolfgang naar tekeningen van Friedrich in een editie uit 1698 te Augsburg). Het hostiewonder was vooral in de tijd van de Contrareformatie in trek, met name in Noord-Europa: werk van een Vlaamse meester ca. 1500 in het Prado te Madrid, een fresco ca. 1736 van Zeiler in de abdijkerk te Ottobeuren en op een 17e-eeuws devotieprentje van Van Lisbetten. Zaganelli ca. 1520 en Paolo Veronese ca. 1560 schilderden altaarstukken met de preek voor de vissen. Andere wonderen werden zelden afzonderlijk uitgebeeld (G.B. Tiepolo, altaarstuk ca. 1750 in de kerk te Murano bij Venetië; wonder van het afgekapte been). De preek in de amandelboom - uitzonderlijk thema voor het Westen - werd geschilderd door Bonifacio de'Pitati genaamd Veronese ca. 1535 op een wand in het genoemde Oratorio te Camposampiero, en door Lazzaro Bastiani op een schilderij eind 15e eeuw in de Galleria dell' Accademia te Venetië. Kort na Antonius' dood ontstond een responsorium Si quaeris miracula (Als je naar wonderen vraagt...), dat dertien situaties bezingt waarin men op hulp van de heilige mag rekenen. Felder 1933; Kleinschmidt 1931; Laurent 1932; Marri Martini 1931; Schlund 1931. |
|