Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdSimon van Cyrenedroeg volgens de drie synoptici (»Evangelisten) een tijdlang Jezus' kruis op diens weg naar de terechtstelling op Golgota (Mat. 27,32). Simon was volgens sommigen een jood, afkomstig uit Cyrene, en woonde in Jeruzalem, waar hij buiten de stad bouwland of een landhuis bezat. Daar in de vroege namiddag vandaan komend werd hij door de begeleidende soldaten tot helpen gedwongen, waarschijnlijk vanaf de stadspoort. Anderen zien in hem een joodse paaspelgrim uit de belangrijke joodse kolonie te Cyrene in Libië. Marcus (15,21) vermeldt zijn zonen Alexander en Rufus. Dit wijst er vrijwel zeker op dat zij en wellicht ook hun vader bij zijn lezers bekend waren en tot de Jezusgelovigen hoorden. Het verhaal als zou hij met zijn zonen in Spanje gepredikt hebben, is niet ouder dan de 17e eeuw.
Volgens de Alexandrijnse gnosticus Basilides uit de 2e eeuw, voor wie een reële kruisdood van Jezus, zoon van God, een absurditeit betekende, zou Simon in Jezus' plaats - tot niet geringe vreugde van de laatste - aan het kruis gestorven zijn. Ook de koran kent iets van deze traditie (Sura 4,157-58). Simon komt bijna uitsluitend voor op voorstellingen van Jezus' kruisdraging. Het vroegste voorbeeld daarvan is een scène aan een passiesarcofaag ca. 340 in het Vaticaans Museum: nadat Jezus door Pilatus veroordeeld is, gaat Simon voorop met een kruis in beide handen hoog voor zich uit dragend. Nog op 10e- en 11e-eeuwse miniaturen (onder meer in het Gouden Evangeliarium van Hendrik iii uit 1039-43) en op de Maestà van Duccio 1308-11 is ditzelfde schema in wezen gehandhaafd; alleen draagt Simon het kruis nu op de schouder. Na twee vroege voorbeelden, een op een Romeins ivoor ca. 420/30 en een ander op een van de mozaïeken 520-26 in het schip van de Sant' Apollinare Nuovo te Ravenna, draagt Jezus op middel- | |
[pagina 269]
| |
eeuwse afbeeldingen vaak zelf het kruis en ontbreekt Simon: onder meer op een miniatuur ca. 980 in de Egberti-codex en op een paneel ca. 1090/1100 van de bronzen deuren van de San Zeno te Verona. Pas in de 14e eeuw - buiten een vroege poging op een miniatuur ca. 1025 in de Gouden Codex van Echternach met een levendige stoet mannen die Jezus kronen, gevolgd door Simon met het kruis - nemen, vooral vanaf Giotto's fresco uit ca. 1315 in de Arenakapel te Padua, het aantal mensen en de levendigheid van hun bewegingen rondom Jezus op diens kruisweg toe. Dit groeide bij Jaquerio op zijn fresco ca. 1435 in de abdij van San Antonio te Ranverso voor het eerst uit tot het volledige schema, dat eeuwenlang met veel variaties nagevolgd zou worden. Als op een ‘tableau vivant’ vervult ieder rondom de bezwijkende Jezus medelijdend of sarrend en martelend zijn rol: Simon, »Veronica, de ‘wenende vrouwen’ (Luc. 23,27-31), »Dismas en Gestas, het volk en de beulen. Aldus wordt het tafereel ook weergegeven op ‘Andachtsbilder’: kleine afbeeldingen die gebruikt werden om tijdens contemplatie compassie op te wekken; voorts op panelen van gesneden of geschilderde altaarretabels. Men denke aan de voorstellingen op een miniatuur ca. 1470 in een Getijdenboek van de Meester van ‘the Boston City of God’ (Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage), op de panelen van het altaar van Wurzach van de hand van Multscher uit 1437 en van het Sieben-Schmerzen-Altar uit 1518-22 van Douvermann in de Nikolaikirche te Kalkar, maar ook aan de grote werken van Hieronymus Bosch (kruisdraging ca. 1505-10) en van Pieter Bruegel de Oudere uit 1564. Een scène op dit laatste paneel links van de vallende Jezus, waar een boertje door soldaten geronseld maar door een vrouw vastgehouden wordt, heeft men geïnterpreteerd als ging het om Simon die verzet ondervindt van zijn echtgenote; mogelijk, maar traditioneel en iconografisch een onbekend gegeven. Veel aandacht voor de zwoegende boer Simon met een mand eieren aan zijn riem wordt ingeruimd in het paneel ca. 1485 van een Delftse anonymus in de Kon. Musea voor Schone Kunsten te Brussel. Soms verschijnt Simon nog slechts op de achtergrond van het tafereel (met een knapzak op de schouder op het Antwerpse altaar ca. 1500 uit Sint-Anthonis in de Sint-Jan te 's-Hertogenbosch), soms helpt Maria reeds Jezus het kruis dragen (ivoor ca. 1365 uit Île de France in Huis Bergh te 's-Heerenberg of een 15e-eeuws albasten fragment in de kerk van Blunham, Bedfordshire). Simon ontbreekt zelden aan de Bretonse ‘Calvaire’ (ca. 1610 te Le Thegonnec). Als op een voorstelling alleen Jezus het kruis draagt, kan men ervan uitgaan dat de kunstenaar ofwel een moment van de kruisdraging wil uitbeelden voordat er van hulp sprake is (Ghiberti, reliëf 1403-24 aan de bronzen deur van het Baptisterium te Florence), ofwel alle aandacht geconcentreerd wenste te zien op de kruisdragende Jezus zelf (met name op enkele van de genoemde ‘Andachtsbilder’ uit de 14e eeuw: bijvoorbeeld Bening, Stein-triptiek ca. 1515, waar drie van de 64 scènes aan de kruisdraging worden gewijd, echter zonder Simon). Menigmaal is de hulp van Simon aan Jezus slechts een onderdeel van een groot, meestal rond Golgota gegroepeerd tafereel van de hele geschiedenis van het lijden, zoals op een paneel 1430/40 van de Meester van de heilige Veronica in het Wallraf-Richartz Museum te Keulen of dat van een navolger van Baegert uit 1490-1500 (‘kruisdraging’, ‘ontkleding’ en ‘Golgota’ zelf als randscènes rond een Jezus als ‘man van smarten’). Op de albasten fries van Colijn de Nole ca. 1550 (Catharijneconvent te Utrecht) is Simons hulp onderdeel van een bonte stoet die uit Jeruzalem vertrekt. Uit de vele, op het middeleeuwse schema voortbouwende, vaak in toenemende mate door activiteiten gevulde afbeeldingen van de kruisdraging (onder meer schilderijen van Rafaël 1505 en 1517, Titiaan ca. 1525, Ribalta 1612 en Rubens ca. 1620) zou men kunnen | |
[pagina 270]
| |
wijzen op het originele fresco 1738-40 van Tiepolo in de Scuola di San Rocco te Venetië: op een bochtig bergpad wordt Jezus niet alleen geholpen door Simon maar ook door Dismas en Gestas, de beide moordenaars. Rembrandt tekende ca. 1635/36 bij een val van Jezus onder het kruis de passerende en omziende landman Simon en ca. 1655-60 het moment waarop Simon tot hulp wordt gedwongen (Teylers Museum te Haarlem). Toen men, gestimuleerd door de opbloei van de devotie rond Jezus' lijden, vanaf ca. 1500 in of rond steeds meer kerken de door Jeruzalem-pelgrims bezochte plaatsen (stationes) op Jezus' lijdensweg ging imiteren met een ‘kruisweg’ (14 staties vanaf Antonius Daza's Exercicios espirituales 1584), ging ook Simon van Cyrene zijn plaats innemen in de reeks afbeeldingen van de verschillende ‘staties’ in schilder- en beeldhouwkunst. Sinds de ordening van Leonardo de Porto Maurizio (ca. 1735) kreeg Simons dienst zijn vaste positie in de vijfde statie. Zo is hij te zien in de talloze sindsdien vervaardigde kruiswegen: van Tiepolo 1749 in de Frari-kerk te Venetië en Oberbeck 1850-57 in het Vaticaan tot de vele, dikwijls slechts matige reeksen uit de 19e- en begin-20e-eeuwse neogotiek; de kruisweg 1869-72 van de hand van Gerard van Genk in de kapel van het franciscanessenklooster te Etten moge dienen als een representatief voorbeeld van een geslaagde reeks. Iconografische vernieuwingen in de uitbeelding van de kruisweg zoals van Servaes 1919 (in de abdij Koningshoeven bij Tilburg), Matisse 1949-51 (in de kapel te Vence bij Nice) en De Haas 1947 (in de door de kunstenaar in haar geheel geornamenteerde Sint-Cunibertuskerk te Wahlwiller) werden de kunstenaars door de kerkelijke autoriteiten veelal niet in dank afgenomen. Marrow 1979; Ringbom 1983; Ulbert-Schede 1968; Wilk 1989. |
|