Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdSimeon & Hannawaren getuige van de opdracht van het kind Jezus in de tempel en de zuivering van zijn moeder te Jeruzalem, een ritueel volgens oude, mozaïsche voorschriften met daaraan verbonden het offer van een koppel duiven (Luc. 2,22-38; Ex. 13,2 en Lev. 12,1-8). Simeon trad daarbij het meest op de voorgrond. Hij wordt beschreven als een vrome, wellicht bejaarde jood die vanuit de messiaanse verwachting leefde in het vertrouwen zijn ogen nog te kunnen laten rusten op de ‘gezalfde des Heren’. Toen Maria en Jozef Jezus op de veertigste dag na zijn geboorte in de tempel binnenbrachten, herkende Simeon in het kind de verwachte van Israël, nam het in zijn armen en sprak een profetische lofprijzing over hem uit, waarover de ouders zich verwonderden. Daarna sprak Simeon tot Maria, kondigde haar Jezus aan als een de geesten scheidend teken van tegenspraak en voorzegde haar een aandeel in diens lijden. | |
[pagina 265]
| |
Ook Hanna, een oude profetes, dochter van Fanuël uit de stam van Aser, was getuige van de opdracht in de tempel. Zij had, na een kortstondig huwelijk tijdens haar jeugd, haar dagen vastend en biddend in de tempel doorgebracht. Zij sprak nu een dankgebed uit en vertelde ‘aan allen die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten’ over het kind. In de apocriefe geschriften Evangelie van Jakobus en Evangelie van Nikodemus (»Anna en Joachim en »Nikodemus) wordt Simeon ten onrechte (hoge)priester genoemd. Simeons voorspelling aan Maria, dat ‘haar ziel door een zwaard doorboord zou worden’, had invloed op het ontstaan in de tweede helft van de 15e eeuw van een bepaald iconografisch »Maria-type, de Moeder van Smarten.
De Legenda Aurea laat, zich beroepend op een versie van het Evangelie van Nikodemus, Simeons zonen Carinus en Leucius samen met Jezus uit de dood opstaan en het verhaal vertellen van diens ‘nederdaling ter helle’, die zij samen met hun voorouders meemaakten. Simeons relieken, die in de 6e eeuw in Constantinopel aanwezig bleken, kwamen in 1243 voor een deel naar Zara (in het noorden van de Dalmatische kust), waar Elisabeth van Hongarije Simeons verering bevorderde, en in de 14e eeuw voor een ander deel naar Milaan in de San Simeon, waarheen men pelgrimeerde en waar men zijn voorspraak inriep ter verkrijging van kinderzegen. Zijn feest valt op 8 oktober. In het Oosten, waar men het feest hem en Hanna ter ere viert op 3 februari, wordt Simeon ‘theophoros’ of ‘Christophoros’ genoemd (God- of Christusdrager). In het Westen valt de feestdag van Hanna op 1 september. Het liturgische feest waarmee de opdracht in de tempel wordt gevierd - in de Kerken van het Oosten ‘hypapantè tou Kuriou’ (ontmoeting met de Heer, te weten met Simeon en Hanna), in het Westen ‘purificatio Beatae Mariae Virginis’ (zuivering van de heilige maagd Maria), later ‘Maria Lichtmis’ genoemd - werd in Jeruzalem al volgens het reisverslag ca. 400 van de Spaanse non Egeria op de veertigste dag na Epifanie (6 januari) gevierd. Omstreeks het midden van de 5e eeuw placht men daar op die dag een lichtprocessie te houden (vgl. Luc. 2,32 over ‘een licht voor de heidenen’). Vanaf de 6e eeuw was het feest een van de twaalf grootste liturgische feesten (‘dodekaheortai’) en werd het in het hele Rijk gevierd. Oorspronkelijk was het, en bleef dat in het Oosten, een Jezus-feest; in het Westen werd het een Maria-feest waarop kaarsen gewijd werden, gevierd op 2 februari, veertig dagen na 25 december, toen het Kerstfeest Epifanie naar de achtergrond gedrongen had. De westerse naam ‘purificatio’ gaat terug op de joodse overtuiging dat elke vrouw die een kind ter wereld had gebracht, vanwege het daarbij gestorte bloed een aantal dagen onrein was. Simeons psalm (Luc. 2,29-32), naar de beginwoorden volgens de Vulgaat Nunc dimittis genoemd, werd volgens de Constitutio Apostolica (verzameling van kerkelijke voorschriften en gebruiken uit de 4e eeuw) als avondgebed gebeden en vanaf de 8e eeuw werden de Completen in het Romeins Brevier ermee afgesloten. Nu nog beëindigen monniken en monialen er hun dagelijks koorgebed mee. De afbeelding van de opdracht in de tempel had pas vanaf de 10e eeuw haar vaste plaats in de Jezus- of Maria-cycli. Die in de mozaïek-cyclus 432-40 aan de triomfboog in de Santa Maria Maggiore te Rome is dan ook een uitzondering: daar is het een vorstelijke uitbeelding van de presentatie van de mensgeworden Logos aan de vertegenwoordigers van zijn volk. Het fresco ca. 600 (of toch 10e eeuw?) uit een jeugd-cyclus in de Heilige-Maria-buiten-de-muren te Castel Seprio, met een betrekkelijk uitgebreide enscenering, moet van een meester onder sterke Byzantijnse invloed zijn. Latere afbeeldingen uit Oost en West steken erbij af door hun eenvoud. Soms staan slechts Maria met kind en Simeon aan weerszijden van een altaar (reliekkruis 8e eeuw uit Vicopisano), soms voegen ook Jozef en Hanna zich erbij (emaille | |
[pagina 266]
| |
kruis ca. 825 in het Vaticaans Museum). Nog later lopen op de ikonen Maria en Jozef, die het koppel duiven in een mandje draagt en met Anna converseert, samen van rechts of links op Simeon toe (bijvoorbeeld een mozaïek-diptiek met de 12 grote feesten uit de 14e eeuw of een Grieks ikoon van Potamianos uit 1698). Na de 9e-eeuwse afbeeldingen waarop vooral het overreiken van het kind aan Simeon uitgebeeld werd (tekening ca. 820 in het Psalterium in de universiteitsbibliotheek te Utrecht), kwam in het Westen meer variatie in het tafereel. Zo heft Simeon het kind op in een tempel die sterk gelijkt op een romaanse basiliek (miniatuur ca. 1025 in de Gouden Codex van Echternach); een enkele maal loopt het kind zelf op Simeon toe (fresco 1176-93 in de kerk te Schwartzrheindorf); soms zet Simeon het op een altaar (12e-eeuws kapiteel in het kloosterpand te Santa Maria de l'Estany in Catalonië: Jozef draagt zoals vaak de duiven); soms met Maria samen (kapiteel in de kerk te Lubzac in de Corrèze). De vier beelden (Jozef, Maria, Simeon en Hanna) aan het middelste westportaal te Reims ca. 1220 vormen een fraaie groep met individuele karakters. Een diepere dogmatische betekenis kreeg de afbeelding 1145-50 aan de zuidelijke ingang van het Portail Royal te Chartres, in het totale programma te verstaan als een toespeling op de aanwezigheid van Christus in de eucharistie. In de 15e eeuw werd de opdrachtscène levendiger en nog gevarieerder. Lochner (altaar 1447 uit de Keulse Katarinenkirche), Holbein de Oudere (Weingarter-altaar 1493 in de dom te Keulen en altaar van Keisheim 1503), Dürer (houtsnede ca. 1505 in ‘Marienleben’) en Rogier van der Weyden (Sint-Columba-altaar ca. 1450) wisten vele variaties te bedenken, die weer door anderen werden nagevolgd. Vanaf deze tijd werd het priesterzijn van Simeon steeds vaker benadrukt in zijn uitbundige kledij. Op een altaarpaneel ca. 1450 van de Meester van de heilige Aegidius draagt Simeon een diakendalmatiek en een vrouw op de achtergrond (Hanna?) een brandende kaars (Museum Boymans-Van Beuningen te Rotterdam); meerdere omstaanders dragen kaarsen op een paneel ca. 1495 van de Meester van de Abdij van Affligem (Kon. Musea voor Schone Kunsten te Brussel). Ongetwijfeld verwijzen de kaarsen hier naar de Maria-Lichtmisprocessie. Rubens' barokke interpretatie van de ‘opdracht’ op het rechter zijluik van de ‘kruisafneming’ 1611-14 in de Antwerpse kathedraal is lange tijd voor vele kunstenaars een voorbeeld gebleven. Rembrandt had een voorliefde voor het gegeven. Hij gaf de drie fasen in het gebeuren weer. De presentatie van het kind is weergegeven in een ets 1654. De lofzang van Simeon met het kind in zijn armen komt voor op zijn schilderij 1631 in het Mauritshuis te 's-Gravenhage, een verwante tekening ca. 1647, een summiere pentekening en een ets ca. 1640, een doek 1669 en een verwante tekening 1661, waarop alle details zijn weggelaten en alleen de oude man met het kind aandacht krijgen. De profetie van Simeon aan Maria beeldde hij uit op een paneel 1628 en een ets 1630, beide malen met een dominerende Hanna. Ook andere Nederlanders, zoals Gerrit Bleker 1637, Barent Fabritius 1668 en Adriaen van der Werff 1705, schilderden een ‘opdracht’, en voor en na hen talloze Italiaanse kunstenaars op schilderijen en fresco's, al dan niet als onderdeel van een cyclus: onder meer Tintoretto ca. 1555 in de Santa Maria dell' Orto te Venetië, Alberti 1591 in de Archipretura van Borgo San Sepolcro, Scaglia 1672 in de Santa Caterina te Pisa en Mazzoni ca. 1740 in de Santa Luca te Bologna. In een 14e-eeuws Toscaans handschrift met de ten onrechte aan Bonaventura toegeschreven Meditationes vitae Christi ca. 1300, waarin in hoofdstuk 11 de opdracht beschreven en becommentarieerd wordt, heeft men een achtdelige cyclus aan deze gebeurtenis gewijd. Simeon als heilige afgebeeld is een zeldzaamheid. Als grijsaard komt hij voor op zijn reliekkast 1280 en op een marmeren re- | |
[pagina 267]
| |
Timpaan boven de zuidelijke ingang van het Portail Royal van de kathedraal te Chartres, 1245-55. Onder: annunciatie, visitatie, geboorte (Maria als kraamvrouw en links Jozef; het altaartje met de pasgeborene boven het bed is vernield) en aanbiddende herders. Tweede register: een monumentale opdracht in de tempel (centraal een altaar met links Simeon en rechts Maria). Boven de afbeelding van het in Chartres vereerde, verloren gegane Mariabeeld. In de gordingen tekens van de dierenriem en van de middeleeuwse wetenschappen (artes liberales).
| |
[pagina 268]
| |
liëf aan zijn grafmonument te Zadar. Dürer zette hem - nog wel als bisschop - op het Jabachsen-altaar ca. 1500 in monnikspij met gevouwen handen naast Lazarus. Een Russisch ikoon van eind 15e eeuw beeldt hem af als ‘theophoros’ (God-drager): de buste van een grijsaard met een kind in de armen. De profetes Hanna houdt op een 11e-eeuws Byzantijns ivoortje met de ‘opdracht’ een boekrol in haar linkerhand en heft haar rechter op als acclamatie- of spreekgebaar. In het Oosten werd zij als heilige, soms met nimbus, alleen afgebeeld: op een 9e-eeuws miniatuur in het Griekse Psalterium van Parijs of op een fresco uit het einde van de 10e eeuw in kapel nr. 9 te Göreme (Cappadocië, Turkije). In het Westen komt zij op deze wijze zelden voor. Rembrandt gebruikte voorstudies met een portret van zijn moeder voor de weergave van een lezende profetes Hanna (een schilderij op koper 1630 en een paneel 1631 in het Rijksmuseum te Amsterdam). Uit de 5e eeuw zijn er van Gregorius van Nyssa en Cyrillus van Alexandrië feestpreken over de opdracht in de tempel bewaard. Het Gregoriaanse canticum Nunc dimittis uit de Completen werd voor meerstemmig koor bewerkt als motet door Hassler 1591 en 1607, met orkestbegeleiding door Christoph Bernard tweede helft 16e eeuw, en als duet door Tunder ca. 1660. Schütz deed dat meerdere malen; eenmaal, in het derde deel van zijn Musikalischen Exequien 1636, omkleedde hij de tekst met begeleidende stemmen van ‘beata anima cum seraphinis’ (engelen en een contemplerende, vrome ziel). Bachs cantate Erfreute Zeit in neuen Bunde 1724 heeft dit canticum als motief. Weihnachtslieder ca. 1860 van Peter von Cornelius, waarvoor opnieuw belangstelling bestaat, omvat ook een bewerking van Simeons lofzang. Katzenellenbogen 1959; Shorr 1946. |
|