Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdMarta & Mariauit Betanië waren twee zusters van de door Jezus ten leven gewekte »Lazarus, met wie zij samenwoonden (Luc. 10,38-42 en Joh. 11,11-45 en 12,1-11). Jezus bezocht het drietal als huisvriend. Marta lijkt de meest voortvarende: zij was degene die als eerste een beroep deed op Jezus om haar broer ten leven te wekken. Maria echter was degene die Jezus het meest na was, zijn vriendin en zijn leerlinge. Lucas verhaalt over een bezoek van Jezus aan de beide zusters. Maria luisterde aan de voeten van Jezus naar diens woorden. Marta, druk doende met het bedienen, toonde zich geërgerd en wilde dat Maria haar zou helpen. Maar Jezus zei dat Marta zich te druk maakte en dat Maria aan zijn voeten ‘het beste deel had gekozen’. Johannes vertelt over een ander bezoek van Jezus aan de beide zusters, na de opwekking van Lazarus en vlak voor de intocht in Jeruzalem die zou leiden tot de kruisdood. Ook bij die gelegenheid bediende Marta, maar was het Maria die geprezen werd. Ma- | |
[pagina 219]
| |
ria zalfde Jezus' voeten met een zeer kostbare balsem en droogde ze met haar haren af. »Judas Iskariot sprak zijn woede uit over deze verkwisting, maar Jezus prees Maria omdat zij hiermee al verwees naar zijn begrafenis. Tot zover de gegevens uit de evangelies. Van Marta werd beweerd - onder meer door Ambrosius van Milaan (4e eeuw) - dat zij de door Jezus genezen bloedvloeiende vrouw was die in het gedrang van de menigte Jezus' kleedzoom aanraakte in de hoop genezen te worden (Luc. 8,43-48). In de legenden werd Maria van Betanië vereenzelvigd met Maria Magdalena. Volgens bepaalde lezingen zou Marta degene geweest zijn die deze lichtzinnige Maria Magdalena tot bekering had gebracht. Verder wordt gemeld dat Maria met Lazarus, Maria Magdalena en enkele anderen, onder wie Marta's dienstmeisje Martilla - men zei dat zij de vrouw was die Maria ooit bij het horen van Jezus' woorden geprezen had (Luc. 11,27) - op wonderbare wijze na Jezus' hemelvaart in de Provence terechtgekomen is. Daar heeft Marta in de omgeving van Aix-en-Provence met veel ijver gepreekt en velen tot het geloof in Jezus gebracht. Toen een jongeman die haar wilde horen, de Rhône overzwom en daarbij verdronk, wekte zij hem ten leven. Haar meest opzienbarende daad echter was de bestrijding, met gewijd water, het kruisteken en gebed, van een draak, Tarasco, die tussen Aix en Avignon in de bossen aan de Rhône leefde en mensen en passerende schepen met brandende projectielen bekogelde en vernietigde; voortaan noemde men de streek Tarascon. Tot haar dood, die haar door Jezus een jaar tevoren werd aangezegd, leefde Marta in strenge ascese, waardoor geestverwanten werden aangetrokken. Aldus de Legenda Aurea, die ook melding maakt van het wonder dat bij Marta's begrafenis in Aix de bisschop van Perigueux, Fronto, overkwam. Deze geraakte tijdens een kerkdienst in een slaap, waarin hij door de Heer werd opgewekt hem te volgen naar Aix. Hij gaf aan deze oproep gehoor en begroef Marta in Aix - dit alles terwijl de gelovigen in Perigueux een slapende bisschop zagen. Door een dienaar wakker gemaakt, zag Fronto dat hij zijn gouden ring en handschoenen in Aix had achtergelaten. Een uitgezonden dienaar vond de bezittingen bij de koster van Aix, die alles teruggaf, behalve een handschoen die hij als aandenken behield. Een andere traditie vertelt dat Maria een week eerder dan Marta zou zijn overleden en, toen de duivel rond het doodsbed van haar zuster de kaarsen gedoofd had, verschenen was en deze weer had aangestoken. Apocriefe geschriften rekenen Marta met Maria (Magdalena) tot de drie vrouwen die op Paasmorgen uitgingen om Jezus' lichaam te zalven.
Vanaf de vroegchristelijke typologie (voor het eerst bij Origenes) golden Marta en Maria als voorbeelden van het actieve en van het contemplatieve christelijke leven, een leven van zich in dienst stellen van de naasten ofwel van teruggetrokken beschouwen van Jezus' persoon en leven. Marta's attributen zijn een pollepel, bos sleutels, wijwatervat of een geketende draak; haar kleding een rok met gordel, een mantel en een hoofddoek; soms spint zij. Zij voert een uitgebreide patronage over allen die met huishouding, gasten verzorging of ziekenverpleging te maken hebben. Ook helpt zij zieken en stervenden. Haar feestdag wordt gevierd op 29 juli. Marta is soms als matrone afgebeeld (Raymond Destorrents, retabel met cyclus 1351-62; met boek en rozenkrans), soms als huisvrouw met schort en keukengerei (miniatuur ca. 1440 in het Getijdenboek van Catharina van Kleef; in de randversiering spinnend), soms als overwinnares van de draak (Mochi, marmeren beeld 1609 in de Sant Andrea della Valle te Rome; met het wijwatervat: beeld ca. 1490 in de Eglise Saint-Urbain te Troyes). Zij komt uiteraard voor in cycli van Lazarus en van Maria Magdalena, bijvoorbeeld op glasramen 13e eeuw te Bourges. Vanaf de 14e eeuw resten enkele aan haar zelf gewijde cy- | |
[pagina 220]
| |
cli: het genoemde retabel van Destorrents, een glasraam 1407 en een altaar 1517 in de Sankt Marthen te Neurenberg, en schilderijen van Vien ca. 1750 in het capucijnenklooster en van Carlo van Loo uit dezelfde tijd in de Église Sainte-Marthe, beide te Tarascon. Afgebeeld werden in de cycli haar invloed op de bekering van Maria Magdalena, haar genezing van de vloeiing (»Jezus), de zeereis naar de Provence, zelden (en vroeg) haar prediking (op het 13e-eeuws glasraam van Maria Magdalena te Semur-en-Auxois), de opwekking van de dode jongen, de overwinning op de draak, haar dood en de wonderen rond haar begrafenis: onder meer de verschijnende Jezus en Maria Magdalena (14e-eeuwse miniaturen en paneel aan een Neurenbergs altaar van Marta en Maria ca. 1375 en een altaar ca. 1460 te Klosterneustift bij Brixen). Voorstellingen met het bezoek van Jezus aan Marta en Maria zijn legio. Men vindt ze in evangeliecodices en gebedenboeken, zoals op een miniatuur ca. 1040 in het Perikopenboek van Hendrik iii, tot op een schilderij ca. 1654 van Vermeer en een gewelfschildering ca. 1760 van Maulbertsch in de Piaristenkirche te Wenen. Juist de uitbeelding van de tegenstelling tussen het sloven van Marta en het toehoren van Maria, bij Rembrandt aangeduid met een simpele mand groenten (pentekening 1632/33 in Teylers Museum te Haarlem), leidde naar de smaak van de tijd tot uitgebreide, zeer gewilde keukenscènes zoals een paneel ca. 1365 van Giovanni da Milano en schilderijen van Cornelis Engelbrechtsz. ca. 1520 (Rijksmuseum te Amsterdam), Joachim Beuckelaer onder meer 1566 (Rijksmuseum Amsterdam) en 1570 (Kon. Museum voor Schone Kunsten te Gent), Pieter Aertsen onder meer 1553 (Museum Boymans-Van Beuningen te Rotterdam); Tintoretto ca. 1575, Van Nieulandt 1608, Amort de Oudere 1633, Spilberg 1643 (Catharijneconvent te Utrecht) en Le Sueur ca. 1645. In de Hollandse 16e-eeuwse schilderkunst werd dit gegeven vaak uitgebeeld vanuit de reformatorische, moraliserende idee, niet om alles bezorgd te zijn en eraan te denken dat de (goede) werken (Rom. 3,27) alléén niet redden. Bij Velázquez, op wiens schilderij ca. 1618 een oude vrouw een onwillig, vijzelend keukenmeisje wijst op Marta en Maria - in de opkamer - voor Jezus, is de teneur eerder dienende gehoorzaamheid. Rembrandt werkte nog laat in zijn leven (pentekening ca. 1662-65; met veranderingen aan de figuur van Marta) aan een ‘ontmoeting tussen Jezus en Maria en Marta’ (de ontmoeting en smeekbede voorafgaande aan de opwekking van Lazarus). Het door de zusters en Lazarus aangerichte feestmaal ter ere van Jezus, met de zalving van diens voeten door Maria, is de ontelbare malen dat het werd afgebeeld veelal niet te onderscheiden van de maaltijd bij Simon de Farizeeër, waarbij de boetvaardige zondares Jezus' voeten met tranen overgoot, met haar lange haren afdroogde en met balsem zalfde. Aanvankelijk werd het tafereel sober en voornamelijk als boete-scène uitgebeeld: in de cycli aan altaren en op glasramen en op miniaturen in evangeliecodices, zoals de Gouden Codex van Echternach ca. 1025, of in cycli met het leven van Jezus, zoals op de zuil uit ca. 1018-20 van bisschop Bernward in de Blasiusdom te Hildesheim. Op het 12e-eeuwse reliëf aan het boogveld te Neuilly-en-Donjon (Allier) staan links de zondigende Adam en Eva, teken dat Maria hier vereenzelvigd werd met de boetvaardige zondares. Vanaf de 16e eeuw gaf het tafereel menigmaal aanleiding tot de weergave van uitgebreide feestscènes in grote, overvolle zalen. Om enkele van de vele werken te noemen: Cranach de Oudere ca. 1530, Tintoretto 1562, Paolo Veronese ca. 1570, Frans ii Francken 1628 (Mariakerk te Brugge), Jouvenet tweemaal ca. 1711, Subleyras 1737 en een gewelffresco van Kremser-Schmidt uit 1798 in het Stift te Göttweil. Afzonderlijke voorstellingen van de meeste legendarische taferelen zijn zeldzaam: eenmaal de scène met de draak op een 12e-eeuws kapiteel in het kloosterpand van de Saint- | |
[pagina 221]
| |
Trophime te Arles. Slechts de ‘bekering van Maria door Marta’ (nagalm van de dialogen in de middeleeuwse passiespelen?) maakte in de 16e en 17e eeuw enige opgang: schilderij ca. 1525 van Luini (als personificatie van ijdelheid en bescheidenheid), en werken waarop Marta Maria naar Jezus brengt, van onder meer Federico Zuccaro ca. 1575 in de San Francesco della Vigna te Venetië, Artemisia
Joachim Beuckelaer, Jezus in het huis van Maria en Marta, keukenstuk, 1570. Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Gent. De deuropening geeft zicht op Marta die zich bij Jezus beklaagt over Maria.
Gentileschi ca. 1625 en Elisabetta Sirani ca. 1660. Voor afbeeldingen van de opwekking van Lazarus, van Maria van Betanië en van de drie vrouwen bij Jezus' graf, in liturgie en iconografie wel de myrrhophoren, unguentiferae (balsemdraagsters) genoemd, zij verwezen naar »Lazarus en »Maria Magdalena. Maillet 1932; Saxer 1959. |
|