Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdLazarus van Betanië(bij Jeruzalem) was een bijzondere vriend van Jezus, door wie hij waarschijnlijk vaak in zijn huis bezocht werd. »Marta & Maria waren zijn zusters. De evangelist Johannes vertelt in hoofdstuk ii over zijn dood en opwekking. Toen Lazarus ziek werd, stuurden de zusters een boodschap naar Jezus met het verzoek naar Betanië te komen. Jezus wist dat Lazarus zou sterven, en toen hij arriveerde, lag Lazarus inderdaad al vier dagen in zijn graf. Marta deed een beroep op zijn macht over leven en dood. Huiverend van ontroering riep hij daarop te midden van een menigte Lazarus uit het rotsgraf. De gestorvene kwam naar buiten, nog omwonden met zwachtels en zweetdoek. Velen geloofden toen in Jezus. De joodse leiders, bezorgd over de uitwerking van dit zoveelste en indrukwekkende wonder, besloten toen, op instigatie van de hogepriester Kajafas, hem te doden, en ook Lazarus zou uit de weg moeten worden geruimd. In het apocriefe verhaal over de nederdaling ter helle (Evangelie van Nikodemus 4,3) klaagt Hades dat hem onlangs een dode ontstolen is, Lazarus: ‘door de kracht van het woord van een levende;... als een arend vloog hij van me weg’.
Al vroeg werd Lazarus in Betanië vereerd. De Spaanse non Egeria, die op het einde van de 4e eeuw naar het Oosten pelgrimeerde en van haar wedervaren verslag deed, vertelt van een jaarlijkse processie vanuit de kerk boven zijn graf op zaterdag voor Palmzondag. Legenden weten meer over het verdere leven van Lazarus. Volgens een oosterse legende zou hij in Kition op Cyprus gestorven zijn, waar men hem vereert; volgens een westerse legende uit de 11e of 12e eeuw en de Legenda Aurea zou hij met Maria (altijd verward met »Maria Magdalena), Marta (aangewezen als de bloedvloeiende vrouw die door Jezus ge- | |
[pagina 164]
| |
Lazarus met Marta en Maria, trumeau aan het portaal van de Saint-Lazaire te Autun, laatste kwart 12e eeuw. Lazarus als bisschop met spreekgebaar en staf en Marta en Maria als balsempotten dragende vrouwen bij Jezus' begrafenis.
nezen werd), haar dienares Martilla, de door Jezus genezen blinde Cedonius en een Jezus-leerling Maximinus op een boot zonder roer gezet zijn, waarmee ze op de kusten van de Provence belandden. Lazarus werd bisschop van Marseille; een andere traditie spreekt van Autun. Beide toewijzingen zijn het gevolg van persoonsverwisselingen. Lazarus werd de beschermer van de ziekenhuizen (men denke aan het woord ‘lazaret’), melaatsen, ziekenverplegenden, doodgravers en, door een verwisseling met Lazarus uit de parabel van de rijke man en de arme Lazarus (»Jezus), ook van de bedelaars. Lazarus' opwekking is vanouds in preek en beeld verwijzing naar de verrijzenis van Jezus en uiteindelijk ook naar die van de zijnen. In de tijd van de Reformatie deed men graag een beroep op het Lazarusverhaal, wellicht als beeld voor de opwekking van het ware, reformatorische christendom. Vanwege de betekenis van het verhaal als verwijzing naar de verrijzenis van Jezus was de opwekking van Lazarus vanaf het midden van de 3e eeuw (fresco Callixtus-catacombe te Rome) met de Jonastrilogie een van de meest voorkomende scènes in de vroegchristelijke funeraire decoratie. Jezus staat, vaak met een (tovenaars)staf in de hand, voor een antiek grafgebouwtje waarin de met doeken omwikkelde, want gestorven en begraven Lazarus staat. Aan Jezus' voeten knielen als smekelingen beide zusters of een van hen (zilveren pyxis 5e eeuw in het Louvre te Parijs). Dit alles was ook op fresco's, sarcofagen, ivoren en goudglaasjes een teken van de overwinning van het leven op de dood. In de 6e tot 9e eeuw sloten bijbelillustraties realistisch aan bij de Johannestekst: Lazarus in een holengraf, met omstanders die hun neus dichtknijpen (bijvoorbeeld in de Codex van Rossano 6e eeuw). In de latere Byzantijnse traditie met haar honderden Lazarus-ikonen bleef men de scène meestal plaatsen voor een rotsgraf, vaak met een sarcofaag daarin (paneel eerste helft 12e eeuw van een ikonostase in het Catharinaklooster op de Sinaï; Grieks | |
[pagina 165]
| |
ikoon 15e eeuw van Byzagios). In het Westen stond Lazarus nu eens levend in de sarcofaag (mozaïek 520-28 in de Sant' Apollinare Nuovo in Ravenna, een kapiteel ca. 1054-67 te León en een reliëf 1125-30 in de kerk te Chichester), dan weer kwam hij uit een Byzantijns rotsgraf (bij Duccio op de Maestà ca. 1308-11). Naar het voorbeeld van de alom bewonderde afbeelding aan het in 1766 verwoeste Lazarusgraf in Autun lag hij vanaf de 12e eeuw weer in een sarcofaag waarvan apostelen het deksel verwijderen: kapiteel 12e eeuw San Juan de la Peña (Navarra) en reliëf 13e eeuw in de kerk van Lenton (Nottinghamshire). In de late middeleeuwen verplaatsten vele kunstenaars de scène naar een kerkhof, marktplaats of kerk: op werken van Albert van Ouwater ca. 1450, Geertgen tot Sint Jans ca. 1480 en Joost van Kalkar detail 1505-08/9 van het hoofdaltaar in de Nikolaikirche te Kalkar. Omstanders - de vrouwen, apostelen en rijk aangeklede joden - liet men heftig reageren. Op een paneel van Froment ca. 1460 echter is alles nog stil in de kleine kerkhoftuin met Betanië als een kasteel - de Vulgaat vertaalt ‘koomè’ met ‘castellum’ - dichtbij en Jerusalem op een berg veraf tegen de achtergrond. In de tijd na de Reformatie bestond er veel belangstelling voor het thema. Had het te maken met het verlangen van de gelovige zelf opgewekt te worden tot een nieuw, persoonlijk doorleefd christen-zijn? Cranach de Jongere plaatste op de epitaaf van Mevenburg (vroeger in Nordhausen) 1555 de voornaamste reformatoren als getuigen bij de afbeelding van de opwekking. Vanaf de 17e eeuw accentueerde men de emotionaliteit bij het gebeuren zo mogelijk nog sterker: door een adorerend gebaar van Lazarus, het dramatische verschijnen van Lazarus' hoofd of handen boven de grafrand, of door met behulp van gebaren van de omstanders, de compositie of de lichtval de aandacht zoveel mogelijk naar Jezus te leiden. In de Hollandse schilderkunst zijn er aldus werken van PynasCarel Kneulman, Opwekking van Lazarus, bronzen reliëf, 1957. Eigendom van de kunstenaar. Jezus (rechts) draagt de traditionele staf van de wonderdoener en Lazarus (links) de klassieke windsels, zoals op de afbeeldingen op vroeg-christelijke sarcofagen.
| |
[pagina 166]
| |
1605, Tengnagel 1615, Lastman 1622 (Mauritshuis), Rembrandt (een ets ca. 1630 en een schilderij ca. 1631, nagevolgd door Van Gogh in een schilderij 1890 in het Rijksmuseum Van Gogh te Amsterdam), Lievens (een schilderij en etsen ca. 1631/32), De Grebber 1632, Carel Fabritius ca. 1644 en Moeyaert ca. 1653. De dramatische lichtval speelt ook een belangrijke rol in de werken van Italiaanse schilders, van Piombo 1517-19 en Federico Zuccaro 1564 in de San Francesco della Vigna te Venetië tot Caravaggio 1609 en Morazzone ca. 1615. Op een vertellende tekening van Chagall 1911 is de antieke ‘aedicula’ weer aanwezig, en op de tekening van Redon ca. 1885 en Chagalls gouache 1910 blikt een verwonderde Lazarus vanuit of naast zijn graf weer het leven in. De afbeelding op een werk van Isakson 1920-21 is traditioneel. Een bronzen reliëf 1957 van Kneulman toont een etherische Jezus naast een klassiek omzwachtelde Lazarus. Theaterstukken over de opwekking van Lazarus schreven Sapidus (Anabion, 1538), Macropedius 1541, anonymi (o.m. Kopenhagen 1572), Laverdin ca. 1580 en Gretser 1584. Stalpaert van der Wiele schreef een Lazaruslied in zijn Gulde-Jaer Ons Heeren dat de lezer oproept uit de dood van de zonde op te staan. Van Rilke is er uit 1913 een gedicht Aufweckung des Lazarus en van O'Neill een verward melodrama Lazarus Laughed uit 1928. In de muziekgeschiedenis kan gewezen worden op een religieus drama van Schubert uit 1865, een oratorium van Perosi uit 1898 en een stuk uit 1929 voor solisten, koor en orkest van Rogers. Cadman 1959; Hamann 1935 en 1936; Saxer 1959. |
|