Van Abraham tot Zacharia. Thema's uit het Oude Testament in religie, beeldende kunst, literatuur, muziek en theater
(1993)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 130]
| |
Jona,de hoofdpersoon van het gelijknamige bijbelboek, was de zoon van Amittai uit Gat-Hachefer bij Nazaret en »profeet onder koning Jerobeam ii van Israël (784-44; 2 Kon. 14,25). In het bijbelverhaal onttrekt Jona zich aan de opdracht van Jahwe om de heidense, zedeloze stad Nineve tot boete op te roepen, door zich in Joppe in te schepen naar Tarsis. Tijdens een door Jahwe gezonden vliegende storm bekent hij zijn schuld en vraagt hij de bemanning hem overboord te werpen: de storm zou dan gaan liggen. Jona wordt vervolgens opgeslokt door een grote, door Jahwe gezonden vis; en drie dagen en nachten verblijft hij biddend in de buik van de vis, die hem daarna op het droge uitspuwt. Dan voert hij het bevel uit. Wanneer men zich echter in Nineve tegen Jona's verwachting in zijn onheilsboodschap aantrekt, boete doet en door Jahwe gespaard wordt, wordt de profeet boos en ervaart hij de hem gegeven opdracht en zijn bestaan als zinloos. Buiten de stad maakt hij zich een schuilhut en wacht af wat er zal gaan gebeuren. Een snel opgeschoten boom beschermt hem tegen de hitte, maar verdort. De nijdige Jona maakt Jahwe verwijten en zegt dat de dood hem liever is dan het leven. Jahwe leest hem de les: als Jona vindt dat de boom gespaard had moeten blijven, zou dan Jahwe niet de grote stad mogen sparen?
Het kleine bijbelboek dat Jona's naam draagt werd geschreven in het tijdvak tussen de 4e en de 2e eeuw en is gerangschikt onder de kleine profeten. Door zijn afwijkend genre, een didactische vertelling met een minuscule profetische kern (Jona 3,4: aanzegging van Nineve's ondergang) neemt het in deze reeks een uitzonderlijke plaats in. Doel van het geraffineerd gecomponeerde verhaal is te tonen dat het heil voor alle volkeren is en dat Jahwe ondanks zijn weerbarstige profeet bereikt wat hij wil. De naam Jona betekent ‘duif’. Probleem voor de latere joodse casuïstiek was het feit dat het heidense Nineve wel en het gelovige Israël niet tot een boetvaardige houding kwam (bijvoorbeeld in Jer. 36). De oplossing werd gevonden in de constatering, dat de heidense stad ondanks de boete ongelovig bleef. In de koran draagt de 10e soera, die overigens slechts voor een zeer klein gedeelte over hem gaat, de naam Junus (Jona). Het verhaal staat, zeer beknopt, in de 37e soera. Elders wordt hij ‘visman’ genoemd. Het is zijn verdienste dat zijn volk tot geloof komt. Een heuvel bij Mosul aan de Tigris werd door plaatselijke moslims als Junus' graf beschouwd. In de christelijke traditie was het verhaal van Jona in de vis vanwege het beroep dat Jezus zelf daarop deed om zijn opstanding aan te kondigen (Mat. 12,38-41 en 16,1-4), bij uitstek teken van de verrijzenis uit de dood. Daarbij speelden uiteraard de antieke idee van het zeemonster, de Griekse Kètos, als symbool voor de dodelijke gevaren van de zee en de joodse voorstelling van het gevreesde zeegedrocht Leviatan (Job 3,8, Ps. 104,25-26 en Jes. 27,1) een rol. Het Jona-thema is onder de vroegchristelijke afbeeldingen de meest voorkomende verhalende voorstelling uit het Oude Testament. Vanaf 220 werd het uitgebeeld aan wanden van de begraafplaatsen (catacombe van Pietro e Marcellino einde 3e eeuw; grafkamer Coemeterium Maius begin 4e eeuw en Hypogaeum der Aurelii 4e eeuw, alle te Rome) en aan sarcofagen (Jona-sarcofaag begin 4e eeuw Vaticaanse Musea; in de zwikken van de friessarcofaag ca. 360 Museum van Oudheden Leiden), op olielampjes (4e eeuw Vaticaanse Musea), ivoren doosje (tweede helft 4e eeuw Brescia), goudglazen (een mooi en gaaf specimen uit het tweede kwart 4e eeuw, Römisch-Germanisches Museum Keulen) en soms op mozaïeken (Noord-Afrika begin 4e eeuw en vloermozaïek 314-20 kerk van bisschop Theodorus in Aquileia: te midden van een uitgebreid zee- | |
[pagina 131]
| |
Jona-trilogie, voorzijde sarcofaag, 4e eeuw. British Museum, Londen. De profeet wordt opgeslokt en uitgespuwd door het zeemonster en ligt in de schuilhut. Op de linkerzijde van de kuip wordt het verhaal nog eens in een teken (het zeemonster met de pompoenestruik) samengevat; op de rechterzijde een vogel, die de geredde ziel kan aanduiden.
| |
[pagina 132]
| |
stuk). Antieke appreciatie van het mythische in het verhaal, dat in verschillende vormen ook in de Egyptische, Indische en Griekse mythologie voorkomt, en vooral het beroep dat Jezus erop deed waren daarvoor redenen. Als er plaats voor was op de sarcofaag of op het muurvlak, beeldde men het verhaal van Jona uit in drie aansluitende voorstellingen: scheepslui schuiven Jona tijdens de storm in de muil van een zeemonster, het monster spuwt hem uit en Jona ligt daarna rustend onder de schuilhut als een Endymion - of was het de naakte Dionysos die het voorbeeld leverde? Fraaie voorbeelden zijn de voorzijde van de Jona-sarcofaag uit het einde van de 3e eeuw in Ny Carlsberg Glyptoteek te Kopenhagen en die van de Jonasarcofaag uit het begin van de 4e eeuw in de Vaticaanse Musea te Rome. Men ziet de drie scènes frequent op sarcofaagdeksels (bijvoorbeeld op een sarcofaagplaat 4e eeuw uit Velletri) of op fresco's aan friezen in de ondergrondse begraafplaatsen (catacombe van Callisto begin 3e eeuw te Rome). Een enkele maal zijn er vier scènes (fresco's einde 3e eeuw catacombe van Pietro e Marcellino: bovendien immers de mopperende Jona). Soms koos men twee taferelen: op een sarcofaag ca. 360 in de San Bernardino te Perugia (met een kleine »Noach in de ark achter het monster dat Jona uitspuwt) en een deksel van de friessarcofaag 4e eeuw Museo Nazionale te Rome, soms slechts een: ofwel de duik in de muil van het monster, ofwel Jona onder de schuilhut (fresco Coemeterium Maius te Rome; sarcofaagfragment Santa Maria in Trastevere te Rome; strigilensarcofaag met Jona en het wegzwemmende monster en tweemaal Eros en Psyche in de Villa Medici te Rome 4e eeuw; goudglas 4e eeuw Vaticaanse Musea). De korte versies plaatste men op sarcofagen graag onder de clipeus met het portret van de overledene (fragment van kindersarcofaag 4e eeuw, Liebighaus Frankfurt am Main). Men gaf doorgaans het gebeuren - of het nu in de langere of in de korte versie was - in een voor de antieke funeraire kunst kenmerkende, gedrongen, slechts de elementaire momenten van het verhaal bevattende vorm weer: zeer geserreerd, bijna als een rebus op de sarcofaag van Aurelius met slechts het gangboord van het schip, tweemaal in een verticale lijn de kop van het zeemonster en Jona in de hut (4e eeuw uit de catacombe van San Lorenzo, Vaticaanse Musea). Soms zijn echter conventionele, niet-christelijke, het verhaal opsmukkende tekens toegevoegd zoals kleine afbeeldingen van blazende windgoden die de storm verwekken, van Poseidon die staat voor de zee, of van Helios als teken voor de zon, en van het sprookje - waarin overigens ook een zeemonster een rol speelde - van Eros en Psyche, duidend op het geluk, waarin lichaam en ziel pas na beproeving en dood zullen delen. Ook de onbevangen naaktheid van Jona zelf is het klassieke teken voor geïdealiseerde, eeuwige jeugd. En de stereotiepe Kètos, het aan de Alexandrijnse bodemmozaïeken met zeetaferelen ontleende zeemonster met wolvemuil en drakelichaam dat Jona opslokt, is vanouds beeld voor de eindeloze gevaren van de zee. Van de andere kant zijn er uiterst realistische details: het schip en het gedrag van zijn bemanning of de hut met de geijkte kalebassen. Volmaakt moet het tafereel te zien geweest zijn op de vroeg-4e-eeuwse mozaïeken ca. 350 in de koepel van het mausoleum te Cent-Celles bij Tarragona met twee Jona-scènes, waarvan slechts een deel van het schip met de aan roer en zeil zwoegende zeelui en een elegante knie van de rustende Jona resten. Hoe onuitwisbaar de idee van de kalebassen van de schuilhut in de vroegchristelijke beeldvorming reeds gegrift was, blijkt uit een voorval tijdens een kerkdienst, waarover Augustinus vertelt. Toen zijn collega, de bisschop van Oea (Tripoli) eens bij de preek - natuurlijk op pasen (verrijzenis!) - een nieuwe vertaling van het verhaal gebruikte, die in plaats van de oude pompoenestruik ‘klimop’ bezigde, riep de hele gemeente: ‘Fout, fout! Pompoenen!’ Deze eenvoudige en toch weer complex | |
[pagina 133]
| |
samengestelde en geladen Jona-scènes, dit voorbeeld van antieke beeldtaal waarin oudgelovige en christelijke elementen zich mengden, berichtten de beschouwer de zekerheid van de verrijzenis uit de dood en het uitzicht op de uiteindelijke toestand van de overleden christen in rust (= verkwikking, licht en vrede). Vandaar dat het vaak samen voorkomt met scènes met dezelfde verwijskracht zoals de opwekking van Lazarus en »Mozes die water uit de rots slaat of, vaker nog, van een Jezus-Herder (sarcofaag 290-300 Vaticaanse Musea) of als pendant van een
Maarten van Heemskerck, Jona treurt onder de pompoenestruik, paneel, ca. 1540. Hampton Court Palace, bij Londen.
maaltijdscène (sarcofaag van Baebia Hertofila tweede helft 3e eeuw te Rome). Het vermelde goudglas in Keulen heeft op vijf medaillons de volgende scènes: twee met de klassieke Jona-trilogie en drie met elk een voorstelling van Noach, Daniël en het aan Mozes en Petrus toegeschreven wonder van het water uit de rots (tweede kwart 4e eeuw). Vermelding verdienen drie unieke Jona-afbeeldingen. De eerste is een groep van vier vrijstaande beeldjes, waarschijnlijk uit Asia Minor (derde kwart 3e eeuw), die de profeet voorstellen zoals deze verdwijnt in de muil van het zeemonster, daaruit te voorschijn | |
[pagina 134]
| |
komt, ligt onder de hut en in gebed de armen ten hemel strekt. Zij werden gevonden met een ‘goede herder’ en drie portretbustes van een zelfde, voornaam echtpaar (The Cleveland Museum of Art). Het bijzondere ligt in het feit van de vier scènes, het unieke in het verder vrijwel ontbreken van vroegchristelijke vrijstaande beelden. De tweede bijzondere afbeelding is een op zich bescheiden sarcofaagfragment einde 3e eeuw uit Monteverde in het Museo Nazionale te Rome met waarschijnlijk een tweedelige Jona-scène: het schip in de storm met een gevleugelde Eros aan het roer en de uitgespuwde Jona onder de hut. Het bijzondere naast de Eros is dat een enorme, realistische vuurtoren de beide taferelen scheidt. Het uitzonderlijke in de derde afbeelding, die zich aan de grote Jona-sarcofaag (4e eeuw) in het British Museum te Londen bevindt, is dat de rustende profeet onmiskenbaar de individuele trekken vertoont van de, al wat oudere ontslapene. In alle andere gevallen zijn de gelaatstrekken onbestemd jeugdig. In de middeleeuwen werd in de bijbels het boek Jona rijk geïllustreerd. Naast de drie vroegchristelijke voegt men nu een aantal andere scènes toe zoals Jona's roeping, de inscheping, de prediking en de boete in Nineve (Byzantijnse bijbels vanaf de 9e eeuw; Rodabijbel ca. 1000; Bijbel van Stavelot 1093-97). De visscène was in de Biblia Pauperum (vanaf 13e eeuw) het aangewezen type voor de verrijzenis (miniatuur ca. 1460 in blokboek van Meester Evert van Zoudenbalch). Monumentale afbeeldingen zijn betrekkelijk schaars (reliëfs uit de 14e eeuw aan de kathedraal te Sessa Aurunca ten noordwesten van Napels; Albertus Pictor ca. 1480 Haerkeberge). In de 16e eeuw werd de vis attribuut bij Jona in profetenreeksen (Michelangelo 1508-12 Sixtijnse Kapel en Lorenzetto ca. 1540 Santa Maria del Popolo te Rome) en het overboord werpen van Jona in de 17e eeuw aanleiding voor grote geschilderde marines (zeestukken van Dughet en Jan Bruegel de Oudere). Kleine cycli werden vooral in de 16e- en 17e-eeuwse grafiek uitgevoerd (onder andere vijf scènes op kopergravures door Maerten de Vos en vier door Buytewech/A. van de Velde). Bril schilderde de profeet, overboord geworpen en door het zeemonster uitgepuwd op twee fresco's in de Scala Santa in Rome (ca. 1600). Soms bleek in de 17e/18e eeuw het antieke schema nog goed bekend (reliëf-medaillons aan het oksaal van de kathedraal te Doornik). Nu eens werd Jona kaal of kalend afgebeeld (Driekoningenschrijn ca. 1200 dom Keulen; koor ca. 1220 dom Bamberg), dan weer oud met baard (glasraam 12e eeuw dom Augsburg; Correggio fresco 1526-30 in de San Giovanni Evangelista te Parma; tot in de nieuwe tijd, onder meer op het glasraam van de gebroeders Crabeth 16e eeuw Sint-Janskerk Gouda). Salvator Rosa schilderde de prediking van Jona in Nineve (ca. 1550, Kopenhagen) en Van Heemskerck interesseerde zich voor de profeet, treurend over Nineve onder een pompoenestruik in de entourage van een geweldige brug (ca. 1540, Hampton Court Palace bij Londen). Er is een grote marine van Ryder ca. 1885 met een God de Vader in de wolken en een bijna onvindbare Jona. Carlo Mense schilderde op het einde van de 19e eeuw de boete van de inwoners van Nineve. ‘The Gawain Poet’ uit de Midlands zag in een 14e-eeuws gedicht, Paciene, Jona als tegenpool van de christelijke deugd van geduld. Het Catalaanse, epische gedicht Nabi (Profeet) van Carner uit 1938 toont Jona als beeld voor de dichter zelf, die ondanks frustrerende ervaringen tijdens de Burgeroorlog zich toch verplicht weet de mensen hoop voor te houden. In Jonas Koenyve (Het boek Jona), een Hongaars gedicht van Mihaly uit 1940, is het Jonaverhaal aanleiding tot kritiek op de maatschappij voor de Tweede Wereldoorlog. In Camus' laatst gepubliceerde prozawerk van zes vertellingen L'Exil et le Royaume 1957 staat Jona model voor de kunstenaar in zijn keuze tussen kunst en leven. Steffen 1982; Stommel 1958; Stuiber 1957; Wischmeyer 1981. |
|