Van Abraham tot Zacharia. Thema's uit het Oude Testament in religie, beeldende kunst, literatuur, muziek en theater
(1993)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdJoël,van wie slechts bekend is dat hij de zoon van Petuël was, moet ca. 400 v.C., na de Babylonische Ballingschap, als »profeet opgetreden zijn: Jeruzalem is immers hersteld (Joël 4,1 en 7). Zijn naam betekent ‘Jahwe is God’. Het kleine boek met zijn naam beschrijft suggestief een strafgericht van Jahwe naar aanleiding van wangedrag van zijn volk als een sprinkhanenplaag en als een beslissende ‘Dag van Jahwe’ (1-2), waarna messiaans heil of straf aangezegd wordt (2-4).
Het boek Joël had invloed op ideeën en terminologie van de nieuwtestamentische apocalyptiek (onder meer de idee van de Dag van Jahwe en het beeld van de sprinkhanen). De belangrijke tekst over de uitstorting van Jahwe's Geest over alle mannen en vrouwen van het Godsvolk zonder uitzondering (3,1-2) wordt in Hand. 2,16-21 geciteerd en toegepast op de universaliteit van de pinksterervaring. Op een Griekse ikoon uit de 17e eeuw die de pinkstergebeurtenis uitbeeldt, zit Joël centraal in de kring van de apostelen tegen een zwart boogveld op de plaats waar bij afbeelding van de nederdaling van de Heilige Geest op ikonen meestal de koninklijke representant van de Kosmos troont. Als een strenge man van middelbare leeftijd met een volle pruik en baard voorgesteld, heeft Joël een banderol met de tekst van 3,2 in de linkerhand en wijst hij met zijn rechterhand op de vervulling daarvan. De profeet werd in het Oosten als heilige met een nimbus voorgesteld op fresco's 10e eeuw in Tokali Kalise in Göreme (Cappadocië) en ca. 1080 in de Triconchos van Tagar (Turkije), en op een Russisch reis-iconostase (eerste helft 18e eeuw, Recklinghausen). Te midden van alle profeten en apostelen, rond Maria staat op een glasraam in het koor van de Saint-Étienne te Bourges een blonde, baardige Joël - zijn naam onder aan het raam - met jodenmuts en boekrol (13e eeuw). Deden 1953. |
|