Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdWielandde smid is de hoofdpersoon in een van de vroegste Germaanse heldensagen. De oudste complete versie van het verhaal vindt men in de ‘Volundarkvida’ (Wieland-lied) in de Edda. Daarin wordt verteld hoe Wieland en zijn broers Egil en Slagfidr drie zwanemeisjes ontmoeten en met hen trouwen. Na enkele jaren vluchten de meisjes en de twee broers gaan naar hen op zoek. Wieland blijft alleen achter in de Ulfdalir (Wolfsdalen) en smeedt allerlei schitterende voorwerpen. Mannen van koning Nidud komen naar zijn huis en stelen in Wielands afwezigheid een ring. Wieland gelooft daardoor bij zijn thuiskomst, dat zijn vrouw is teruggekeerd. 's Nachts wordt hij echter overvallen en gevangengenomen. Op aanraden van de koningin worden Wielands hielpezen doorgesneden zodat hij niet kan vluchten. Hij moet nu in opdracht van Nidud sieraden smeden. Uit wraak lokt Wieland de twee zonen van de koning naar zijn smidse, vermoordt hen en maakt uit hun ledematen fraaie voorwerpen. De dochter Bodvild komt naar de smidse met de eerder gestolen en nu gebroken ring. Wieland bedwelmt en verkracht haar. Na de koning te hebben medegedeeld wat hij heeft gedaan, vliegt Wieland weg. In de Thidrekssaga (ca. 1250) komt het verhaal ook voor. Alleen ontbreekt hier de episode met de zwanemeisjes. Verder is Wieland in een genealogie geplaatst: zijn vader is de reus Vadi uit Sjaeland (Denemarken). Wieland treedt in dienst van koning Nidung van Jutland. Later krijgen ze ruzie en wil Wieland zich wreken. Hij wordt echter gevangengenomen en verminkt. Het verhaal van de moord op de zonen en de verkrachting van de dochter wordt ongeveer zo verteld als in de ‘Volundarkvida’, maar in de sage krijgt Wieland hulp van zijn broer Egil. Na de dood van Nidung trouwt Wieland met de dochter. Hun zoon is Vidga, een van de helden uit de epiek rondom »Dietrich van Bern.
De intrige bestaat uit twee delen: het verhaal over de zwanemeisjes en het verhaal over de wraakneming. Daarbij is zeer onzeker of de episode met de zwanemeisjes binnen de Wielandsage oorspronkelijk is. Het lijkt eerder een sprookjesmotief te zijn, dat ook elders voorkomt. Buiten Scandinavië is het echter nergens met de Wielandsage verbonden. Hoewel de geschiedenis van Wieland alleen in Scandinavië volledig is overgeleverd, was het verhaal over Wielands wraak ook bij andere Germaanse stammen bekend. In de Oudengelse »Deor worden toespelingen gemaakt op een verhaal over ‘Welund’ en ‘Beadohild’. Ook in Engelse plaatsnamen komen namen uit het verhaal voor, bijvoorbeeld ‘Welands smidse’ in een oorkonde uit 955. De Engelse koning Alfred (871-99) gebruikt in zijn vertaling van Boëthius' Troost der filosofie voor het Latijnse gedicht ‘Ubi nunc fidelis ossa Fabricii manent?’ (Wat rest er van het gebeente van Fabricius?) in het Oudengels ‘Waar zijn nu de beenderen van de wijze en welbekende goudsmid Wieland?’ Blijkbaar werd, vanwege het Latijnse faber (smid), de naam Fabricius in verband gebracht met de smid Wieland. Dat men ook op het continent het verhaal | |
[pagina 359]
| |
kende, blijkt alleen al uit het feit dat de Thidrekssaga uit het Duits is vertaald, al is het origineel niet bewaard gebleven. Wel wordt Wieland als vader van Witege (= Vidga) genoemd, bijvoorbeeld in de Middelhoogduitse Virginal (ca. 1300). Van verschillende wapens wordt in de Duitse en ook in de Franse heldenepiek - waarin Wieland onder de naam Galand verschijnt - als een soort keurmerk gezegd dat zij door Wieland zouden zijn vervaardigd, zoals bijvoorbeeld in de »Waltharius. De roem van Wieland als smid was blijkbaar zo wijd verbreid dat zijn naam door de IJslandse monnik Gunnlaug in de
Wieland houdt in zijn hand een beker gemaakt van de schedel van een van Niduds zonen. Linkerpaneel van de voorzijde van een walvisbenen kistje uit Northumbria, bekend als Frank's casket, uit het eerste kwart van de 8e eeuw. Londen, British Museum.
Merlinusspá (ca. 1200) kon worden gebruikt als soortnaam voor smid. In laat-middeleeuwse balladen uit Duitsland en Scandinavië wordt Wieland eveneens vermeld. De populariteit van het verhaal in het noordwesten van Europa blijkt ook uit afbeeldingen. De bekendste daarvan is die op de linker voorkant van het runenkistje van Auzon (ca. 700), naar de vroegere bezitter ook wel ‘Frank's casket’ genoemd. Daarop is het moment afgebeeld waarop Bodvild naar de smidse komt. Op de rechterkant van het deksel vindt men o.a. ook een boogschutter, die in een runeninscriptie Aegili wordt genoemd. Of dit dezelfde persoon is als Wie- | |
[pagina 360]
| |
lands broer blijft onduidelijk. Op een beeldsteen uit Gotland komt eveneens een afbeelding uit de Wielandsage voor. Ook hier is de smidse uitgebeeld. De achtergronden van de Wielandsage zijn onduidelijk. De figuur van Wieland is ongewoon binnen de heldenepiek: hij is geen held in de gebruikelijke zin, maar een ambachtsman. Hij was waarschijnlijk ook geen historische figuur, in tegenstelling tot veel helden in de oudste epiek. Eerder bestaat er verband met de positie van de smid in tijden waarin smeden vaak als bijzondere figuren met bovennatuurlijke krachten werden gezien, zoals de god Hephaistos/Vulcanus in de Oudheid. In de Edda wordt Wieland als ‘elf’ genoemd. Hij lijkt inderdaad over bovennatuurlijke gaven te beschikken. Of er verband bestaat tussen de Wielandsage en de Griekse mythe van Daidalos is onzeker, maar er zijn enkele frappante overeenkomsten. Aan het eind van de Middeleeuwen verdwijnt Wieland uit het zicht, tot in de Romantiek. De hernieuwde belangstelling voor de Middeleeuwen bracht toen ook nieuwe belangstelling voor de figuur van de meestersmid met zich mee. Na de herontdekking van de Edda heeft de Deense dichter Adam G. Oehlenschläger het verhaal naverteld in Vaulundurs saga (1804). Daarin wordt Wieland aan het eind met het zwanemeisje Alvilde herenigd. De Duitse vertaler en dichter Karl Simrock heeft in zijn bewerking uit 1835 de ring als motief uitgewerkt. Deze toverring richt de liefde op de drager en verleent de kracht om te vliegen. De liefde van Wieland voor de dochter van Nidung verdwijnt wanneer hij de ring terugkrijgt en het beeld van zijn vrouw weer voor ogen heeft. Op deze versie van Simrock gaan meestal ook de toneelbewerkingen terug die in de 19e eeuw van de stof werden gemaakt. De belangrijkste daarvan is het ontwerp voor een drama door Richard Wagner uit 1849. Nadat deze het idee in 1850 had opgegeven - na er nog mee te hebben geleurd bij Liszt - werd het door Oskar Schlemm tot een toneelstuk verwerkt in 1880. Ook de in 1881-90 gecomponeerde en in 1926 voor de eerste maal opgevoerde opera Kovac Wieland van de Slowaakse componist J.L. Bella gaat op Wagner terug. Het libretto voor deze opera, die zinspeelde op het ook toen actuele Slowaakse nationalisme, werd door Vladimir Roy aan het toneelstuk van Schlemm ontleend. In de Neoromantiek aan het eind van de 19e eeuw werd de stof weer opgenomen. De Deense dichter Holger Drachmann volgde in het voetspoor van zijn landgenoot Oehlenschläger met het drama Velund Smed (1904). Hij verbond de wraak van Wieland met de komst van de Godenschemering. Daarna wordt Wieland in een vreedzame wereld herenigd met Alvilde. Ook de Fransman Francis Viélé-Griffin (La légende ailée de Wieland le forgeron, 1899) en de Duitser Friedrich Lienhard (Wieland der Schmied, 1905) hebben de stof bewerkt. De laatste grote bewerking is het toneelstuk Veland (1925) van Gerhard Hauptmann. Daarin doet de felle wraakzucht van Wieland hem vervreemden van het zwanemeisje Herware. Als tegenpool verschijnt de christelijke wereld, gesymboliseerd in de schaapherder Ketill. Tijdens het Derde Rijk werd Wieland gebruikt als symboolfiguur voor de luchtvaart. a. quak edities: Bertelsen 1908-11; Neckel/Kuhn 1962; Malone 1977. |
|