Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdWidukind(of Wittekind, Frans: Guiteclin, Guitechin), leider van het Saksisch verzet tegen de Franken onder »Karel de Grote, is het bekendst als hoofdpersoon van Les Saisnes (De Saksen), een chanson de geste dat rond 1200 werd geschreven door de Atrechtse dichter Jehan Bodel. In twee handschriften heet dit epos overigens ‘de roman van Guiteclin’. De tekst van Les Saisnes verschilt sterk in de vier bewaarde handschriften. Waarschijnlijk zijn alleen de eerste drieduizend verzen van Jehan Bodel; het vervolg verraadt de hand van verschillende bewerkers. Centraal staat de oorlog van Karel tegen de Saksische koning Widukind, maar er is een hoofse intrige ingeweven. Wat vertelt dit verhaal? Clovis' zoon Floovant heeft indertijd zijn dochter uitgehuwelijkt aan de Saksenkoning Brunamont, en diens nazaten maken nu aanspraak op de Franse troon. Wanneer Pepijn de Korte dan de Saks Justamont om het leven brengt, ontstaat er een vete. In de eerste Saksenoorlog neemt de zoon van Justamont, Guitechin (in andere handschriften Guite- | |
[pagina 356]
| |
clin), wanneer hij hoort van Karels nederlaag bij Roncevaux, Keulen in. Karel wil tegen de Saksen optrekken, maar moet eerst de schatting van het overwonnen volk van de ‘Hurepois’ regelen. Die scheldt hij kwijt in ruil voor steun. Er volgt een strijd met Guitechin op de oevers van de Rune (Rijn). Sebile, de vrouw van de Saksische koning, wordt verliefd op Baudouin, broer van Roland (»Roelant) en neef van Karel. Sebile laat de plannen van Guitechin om de Rune over te steken aan Karel verraden. Dan arriveren de Hurepois, die de Rune oversteken en de Saksen opjagen. De Rune blijft echter de grens; heldhaftige krijgers en verliefde ridders steken verschillende malen heimelijk over. Tenslotte besluit men een brug te slaan. Die maakt de grote slag mogelijk; in een directe confrontatie doodt Karel Guitechin. In Dortmund wordt Sebile gedoopt en huwt zij Baudouin, die koning der Saksen wordt. Er volgt een tweede oorlog, van Guitechins nazaten tegen Karel; een van hen laat zich na Karels nieuwe overwinning dopen als ‘Guiteclin de Bekeerling’.
Dat er een oudere versie van dit verhaal moet hebben bestaan, suggereert Bodel wanneer hij aangeeft dat er jongleurs over Guitechin zingen die zijn ‘rijke nieuwe verzen’ niet kennen (fraaie alexandrijnen tegenover de oude tienvoeters?). Bovendien wordt er in teksten van vóór Bodel al verwezen naar het verhaal over Guiteclin. Het verhaal was in Spanje in de 13e eeuw bekend: in de Gran Conquista de Ultramar bezet Geteclin, koning der Saksen, met zijn Moren Keulen, doodt Adelantado, de heerser, en neemt diens vrouw en dochter mee. Karel de Grote doodt Geteclin en huwt diens weduwe uit aan zijn neef Baldeovin. Die versie sluit dus aan bij wat we bij Bodel vinden. In latere Spaanse romances, uit de 16e en de 17e eeuw, is Sebile de dochter, niet de vrouw van Geteclin en staan de avonturen van Sebile en Baldovinos centraal. In de eerste branche van de Noorse Karla-Grafsteen van Widukind uit de 12e eeuw in de Sankt Dionysiuskerk te Enger.
| |
[pagina 357]
| |
magnús saga (eind 13e eeuw) vinden we Vitakind (Germaanse vorm), koning van Saksen, die Mutersborg (= Münster) platbrandt en de bisschop verwondt. Karel de Grote gaat op pad en roept Roland en Olivier te hulp, die Vitakind naar Dortmund jagen en hem daar doden. Daarna gaat Karel op expeditie in Spanje en stuurt Roland en Olivier naar Nobilis. De vijfde branche van de sage, Saga af Guitalin saxa (Romaanse vorm!) begint bij Karel in Nobilis. Guitalin heeft Keulen ingenomen en Karel rukt op. De episode van de bruggenbouw en de liefde tussen Baldvini en Sibilia staan ook hier centraal. In de Deense Keyser Magnus Krønicke, een vertaling van de eerste branche van de Noorse sage, is er geen spoor van de Saksenoorlog te vinden, maar vinden we - na Roncevaux - een deel van de liefdesintriges van Baudouin: Baldewin, Wdger en Namlun strijden daar tegen Sybilia, koningin van Saksen, en haar zoon Justam[ont]. Deze Deense kroniek werd in de 17e eeuw ‘terug’-vertaald van het Deens in het IJslands. In de Middelnederlandse Gwidekijn van Sassen (Romaanse spelling!) is in het overgeleverde fragment sprake van het beleg van de stad Sassine (Soissons? Of afgeleid van Saxonie, ‘Saksen’?) door Roelant, zijn broer Fransoys, Olivier en anderen. In een nachtelijk gevecht sneuvelt de bevelhebber, Gwidekijns broer Fledric. Al deze diverse vermeldingen en episoden uit de Saksenoorlog leveren geen bevredigend totaalbeeld van de overlevering; wel is duidelijk dat bij Bodel de materie een logischer presentatie krijgt en dat hij ook de topografie correct probeert weer te geven. Het Widukind-deel van alle verhalen heeft (in tegenstelling tot de intrige met Baudouin en Sebile) een duidelijke historische bron. In 778 melden de Annalen al dat de Saksen, opgestookt door ene ‘Widochind’, wederom in opstand zijn gekomen. In feite lag Widukind al sinds 772 met Karel de Grote overhoop; in 778 verwoest hij de streek rond Koblenz, maar na een offensief van Karel in 783 en 784 worden de Saksen in 785 overwonnen (zonder dat Widukind gevangen wordt genomen!). In 807 sterft de historische Widukind, inmiddels gedoopt, op een andere krijgsexpeditie. De Kerk verklaarde hem zalig en eert zijn nagedachtenis op 7 januari. Opmerkelijk is dat er - buiten een aantal vermeldingen in kronieken - geen Duitse literaire Widukind-traditie bestaat in de Middeleeuwen. Er bestaat een verband tussen de latere Duitse traditie en het opkomend nationalisme en zoeken naar een historische identiteit. In de 17e eeuw duikt het personage op bij Moscherosch en in Johann Rists toneelstuk Das friedewünschende Deutschland uit 1647. Widukind is niet langer de heidense vijand maar de glorieuze voorvader, en zijn bekering wordt uiteraard een geliefd thema. In 1662 is er een zangspel Die Wittekinden. Die traditie blijft in de 18e en 19e eeuw uitermate levend: er verschijnen epische gedichten, balladen, romans en toneelstukken over Widukind; er is zelfs een aantal opera's en oratoria aan hem gewijd, alle van zwaar nationalistische aard. Steeds nieuwe, folkloristische elementen worden aan het verhaal toegevoegd. Genoemd wordt hier Joh. Chr. Lobe wiens Wittekind in 1821 in Weimar in première ging. Een apart hoofdstuk in Widukinds voortleven is de annexatie van zijn persoon door het nazisme. Karel de Grote, gezien als Fransman en als zetbaas van de paus, wordt plotseling de ‘Saksenslachter’, en er ontstaat een ideaalbeeld van Widukind als voorvader van de Germaanse stam. In de jaren '30 krijgt dat beeld in Duitsland een enorm belang: in juni 1934 wordt er een krans gelegd bij Widukinds graf in de Stiftskirche Sankt Dionysius te Enger (Nordrhein-Westfalen) - waar zich ook een Widukind Museum bevindt - en worden 60.000 leden van fascistische organisaties toegesproken over de Saksenoorlog. In het naburige Herford staat overigens het enige Wittekind-monument, een ruiterstandbeeld. In 1933 verschijnen er drie Widukind-drama's. In 1935 zien we het hoogtepunt van | |
[pagina 358]
| |
de rage: sa-leider Hans Sponholtz schrijft zijn lyrisch pamflet Widukind erwache; Edmund Kiss schrijft een roman en een treurspel over de materie, en ook Berthold von Biedermanns Widukind gaat in première. In die jaren verschijnen er vele pamfletten en ‘wetenschappelijke’ artikelen over Widukind, die al snel een weerslag in het nationaal-socialistisch onderwijsmateriaal vinden. j. koopmans edities: Skårup 1980; Brasseur 1989. |
|