Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdDeoris een Germaanse dichter die alleen in het gelijknamige Oudengelse gedicht wordt genoemd. Het gedicht bestaat uit veertig regels en is overgeleverd in een handschrift uit de 10e eeuw. Deor treedt daarin op als ik-figuur en verteller. Hij geeft zes voorbeelden van menselijk leed dat werd doorstaan. Deze exempelen zijn gekozen uit de Germaanse sagenwereld. Elke episode wordt afgesloten met de regel: ‘þaes ofereode; þisses swa maeg’ (Dat ging voorbij; zo mag ook dit voorbijgaan). In de eerste twee episoden staan »Wieland en Beaduhild (de door Wieland verkrachte koningsdochter) centraal. De verder onbekende Maeðhild en Geat vormen het derde voorbeeld. Waarschijnlijk gaat het om een tragische liefdesgeschiedenis. Deodric (Theoderik de Grote of de Frankische koning Theoderik, Wolfdietrich, »Dietrich) en Eormenric (de Gotische koning »Ermenrik) worden als vierde en vijfde voorbeeld gegeven. Het zesde voorbeeld van ongeluk is Deors eigen verhaal. Hij was lange tijd ‘scop’, zanger, van de Heodeningen, maar wordt door zijn rivaal Heorrenda verdrongen. Met Heorrenda is de beroemdste zanger uit de Germaanse Oudheid bedoeld, de Hôrant uit het Middelhoogduitse epos »Kudrun en het Jiddische Dukus Horant, de Hjarrandi uit Oudnoorse bronnen.
Hoewel de naam Deor in het Oudengels een enkele keer voorkomt, gaat het waarschijnlijk om een fictieve persoonlijkheid die in een heroïsche context is geplaatst. Het gedicht is een elegie die waarschijnlijk in de 8e of 9e eeuw is ontstaan. De auteur was blijkbaar goed thuis in de heldensagen. Ook de Heodeningen in wier dienst Deor stond, zijn uit andere bronnen bekend: de Hjadningar uit de Oudnoorse en de Hetelingen uit de Middelhoogduitse literatuur. a. quak editie: Malone 1977. |
|