Verzameld werk. Deel 1
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 327]
| |
Inkeer (aant.) | |
[pagina 328]
| |
subito tandem | |
[pagina 329]
| |
[Het bloed wil rust maar 't hart wil 't niet gedogen,]
HET bloed wil rust maar 't hart wil 't niet gedogen,
Het haakt naar de ene rust die nooit vergaat,
En drijft het lijf te ontwaken uit zijn logen,
Voort naar de lege luidheid van de straat.
Daar weegt de hitte op grijs-geschroeide pleinen,
En 't lijf vermoeid van 't zwaar en doelloos gaan,
Ter muur geleund, ziet roerloos der fonteinen
Vergeefse drang, vergeefse storten aan.
Voelt niet de dorst der smachtend-matte leden,
Want de eeuwige dorst der hunkerende ziel
Heeft tot der druppelen wijsheid zich beleden:
Hoe 't al uit niets rees en tot niets verviel;
En laat zich eindelijk tot berusting raden,
Maar duldend, voelt als't lijf zich, stervensloom,
En peilt haar diepte in de ijdelheid der daden,
En 't grondeloos leed, en de onmacht van de droom.
|
|