Verzameld werk. Deel 1
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 285]
| |
[Wie in de zomer dorre bladeren treedt,] (aant.)
WIE in de zomer dorre bladeren treedt,
Wijl boven, wuivend, bomekruinen blinken,
Gedenkt de pijn van zijn verleden leed
En voelt een droom zijn zoel gepeins doorzinken.
En heel zijn ziel gelijkt die helle hof
Waardoor hij dwaalt, die zomer van zijn heden, -
Doch huiverend hoort, beneden 't blinkend lof,
Hij stille dromen dorre bladeren treden.
|
|