Verzameld werk. Deel 1
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 194]
| |
Mysterie (aant.)Soms luister ik lang naar het zwijgen
Van die donkere viool, mijn hart,
En schemering na schemering zijgen
Door een stilte die sluimert en mart.
Dan, eindelijk, begint het te trillen,
Of een zucht langs de snaren streelt,
En een enkel met liederen te stillen
Verlangen er droomt vóor het speelt.
En een mijmering van tonen zingt éven
Uit de stilte, als de huiverende geest
Van een geur die schaduws deed beven..
Maar mijn ziel is vervúld geweest.
En hetgeen in haar duister blijft hangen,
Een levende smart schoon ze zwijgt,
Is de snik van een eindeloos verlangen
Uit een droefheid die woordenloos hijgt.
|
|