Verzameld werk. Deel 1
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| |
Zomerregen (aant.)Zomerregen, wat weegt gij
Zo zwaar, zo verstijfd in de lucht,
Wat droopt gij, wat vloot gij, wat zeegt gij
Niet neer tot gerucht en genucht!
Ik voel mijn ontberingen kloppen
In 't dorstige land mijner borst,
Ik verlang naar de lavende droppen,
Uw koelte op de stenige korst.
Om een linde nu, zwaar van uw zegen,
Als een welige wemeling in 't lof,
Om wat grazigheid, week van de regen,
Op de hete, bestoven hof!
O wolken, al rijp om te breken,
Niet langer zo star aan de lucht,
Ontbindt uw verwasemde beken,
Mij dorst naar uw lévend gerucht!
|
|