Verzameld werk. Deel 1
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 170]
| |
Lente-avond (aant.)Wat vochte geur doorspoelt de dunne luchten,
Wat schelle gloed gaat branden tussen 't hout?
De hemel smeekt met helle purperzuchten,
Dat toch de nacht hem niet te snel verblauwt.
Wat liggen ginds de huizen en de torens
Donzig-verschemerd aan de kim gestrekt,
Hoe diep de toon, als van omfloersde horens,
Die langzaam langs de ganse duinrand rekt!
Hoe vredig de aarde, als 't glanzig-gouden kleuren
Van bruin en groen in de avonddamp verwaast, -
Hoe zoet zal straks de donkere vogel neuren,
Die ruisend door de schemering huiswaarts haast!
Gewis, hij zingt van liefde en van verlangen,
Waar ik hem laat, als 't laatste licht vervloot:
Ik voel mij vol van ongezongen zangen
En zwaar van vreugden, die 'k nog niet genoot.
|
|