Verzameld werk. Deel 1
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| |
Door de Leegten (aant.)Maar mijn broeder slaapt in de regen daarbuiten... Hij zal vergeefs de hand ten hemel heffen,
Hij zal vergeefs de blik ter kim doen gaan,
Vergeefs de waan van daad na daad beseffen,
Vergeefs in altijd nieuwe ontgoocheling staan.
Hij zal vergeefs, vergeefs zich wondend, dwalen
Van land tot land, van nacht tot dag tot nacht, -
Daar zíjn voor hem geen koele schaduwdalen,
Daar ís voor hem geen herberg, die hem wacht.
Daar blijft hem niets, dan steeds de trots te liegen,
Die 't leven onverschillig ondergaat,
Of 't spottend woord, dat niemand kan bedriegen,
Maar 't eigen hart het ongeneesbaarst slaat.
En iedere dag, als wéer het licht zal stijgen,
Is hem 't gordijn, dat voor een leegte hing,
't Gaat open voor hetzelfde ontzettend zwijgen,
Dat hem ook gisteren, worgend schier, omving.
En dat hij rusteloos overal zal dolen,
Opdat zijn angst die leegte ontvluchten mocht,
Dat zij hem bijblijft, dreigend, onverscholen,
En mét hem trekt op elke nieuwe tocht,
Het zal hem 't zware leven doen vervloeken,
Daar 't hem een hart gaf, dat, door niets vervuld,
Altijd geloofloos hunkerend moet zoeken
Naar éen vorm, die geen ledigheid verhult.
| |
[pagina 136]
| |
En weet: dat déze zoeker nooit zal wenen
Dan in de furie van een schampere lach,
En dat de zonnen, die die lach beschenen,
Zijn aanklacht zullen branden in de dag.
En eenmaal zal de lege wereld beven
Om 't hese breken van zijn laatste kreet,
Maar met geen vreugd van duizenden kan 't leven
Ooit boeten, dat die schuldeloze leed.
|
|