Verzameld werk. Deel 1
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
De vreemde Stad (aant.)Laat mij vrij mijn blij verwonderen dragen
Door de vlugge volten dezer stad,
Waar de drukke dolers niet vertragen,
Voor de nacht hun zoekende onrust vat.
Laat mij zwijgend heel de tijd maar dwalen
Langs de slingerpaden van haar sier, -
Kan mijn ziel niet veilig ademhalen
In die dubbele droom van damp en vier?
Droom van nevels, waar de glans in vleugde
Van der lampen blank-ontgloeide licht,
Droom, waar pijn de zoete gloed der vreugde
Als een schelle bliksemflits doorschicht.
Wees dan blij, want eenzaam, klein in de avond,
Spoedde ik huiswaarts: hier is 't stil en luw,
Vredig, zegenend, al mijn onrust lavend,
Blijft mijn ziel nu gans en al voor u.
En de ontroering, die, des daags verscholen,
't Zwijgzaam komen beidde van dit uur,
Voel ik warm door hart en leden dolen
Als een vlam van 't enig-eeuwig vuur.
|
|