Verzameld werk. Deel 1
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |
II Uren | |
[pagina 122]
| |
Op weg naar het Uddeler meer (aant.)Is dit het einde of de aanvang van een droom,
Een zoet ontwaken of een broze dood?
Roep ik vaarwel aan 't dovend avondrood,
Of zing ik zacht: ‘o schuchter duister, koom!’?
Ik weet het niet, mijn ziel zweeft als de dauw,
Nog vol van licht, maar fluisterend van de nacht,
Langs 't bronzig loof, dat mat-bewademd wacht
Op de avond en zijn roerloos-donker blauw.
En weifelend door mijn zoele onzekerheid
Roert, nauw bespeurd, een weke en vredige aêm
Mijn leven met een stille liefde-naam,
Die teder ruist, terwijl de dag verscheidt.
|
|