Verzameld werk. Deel 1
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |
II | |
[pagina 103]
| |
[Ik ben alleen, maar als een juichend lied] (aant.)
IK ben alleen, maar als een juichend lied
Doorzingt mij nóg uw stille erkentenis:
‘Ik voelde éen uur het eind van mijn verdriet,
Ik leed voor 't laatst mijn wrede rustgemis.’
Ik ben alleen, maar sneller stuwt mijn bloed
Zijn vlugge tochten door mijn blijde hart,
En als een echo van zijn ruisend zoet
Klinkt langs mijn oor dit stervenslied der smart:
‘Gij zijt nog moe? Gij zijt nog droef en bang?
Zo vlij u, lief, op mijn bedauwde land,
En, luisterend naar mijn luide liefdezang,
Zie ginds, ter kim, die late zonnebrand.
Daar ver in 't westen gloeit en vonkt de zon,
Hij geeft de rijke schijnen van zijn pracht;
De lucht blauwt als een frisse waterbron
Hoog boven u en wacht de praal der nacht.
Straks storten hare wateren om u heen,
En iedere druppel blinkt gelijk een ster!
Gij zijt nog droef? - zo wacht: hun hel geween
Drijft ál de schaduws uwer droefheid vér.
Gij zijt nog moe? O sluit uw vochtig oog
En lig daar stil in 't zijig lentemos, -
De zangboom mijner liefde wast omhoog,
Hij lovert reeds en laat zijn geuren los.
Hij breidt zijn zware takken vol en jong
En glimlacht als zijn groen uw voorhoofd kust,
Hij zwijgt, zolang een nevel hem doorzong,
Hij schut uw slaap, wanneer gij sluimerend rust.
| |
[pagina 104]
| |
Maar in de nacht zult gij ontwaken, kind:
Dan blinkt de wereld blank van sterrelicht,
In 't lover geurt de zoele zuiderwind,
De maan bepeinst een droom langs uw gezicht.
Dan zingt, mijn lief, wijl heel de wereld zwijgt,
Diep in die boom, als in een heilig huis,
De vreemde vogel, waar uw liefde om hijgt,
Zijn ademzacht en eeuwig-rein geruis.
Hoor hoe zijn lied uw drinkend hart doordringt
Met vlijmend heil dat eindeloos heil belooft, -
Hoor hoe mijn ziel diep in mijn liefde zingt
En schoonheid spreidt rondom uw zalig hoofd.
Zijn jubel zwijgt. O kind, slaap thans weer in,
Gij zult nog dromen van een lange lach...
Nu weet gij zeker, dat ik u bemin,
Gij moogt nu slapen tot de nieuwe dag!’ -
Ik ben alleen, maar altijd ruist mijn bloed
Langs oor en hart datzelfde vreugdelied:
‘Zij vond door mij éen uur van vredig zoet,
Zij vond door mij het eind van haar verdriet.’
|
|