Verzameld werk. Deel 1(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] [Waar schaduw-zacht langs roerloos-donkere] WAAR schaduw-zacht langs roerloos-donkere wanden Het trage waas der schemers grijzen gaat, Zit gij, mijn kind, met neergewend gelaat, Te peinzen naar uw saam-gevouwen handen. Een weke schijn, vervaagd en stervenslaat, Hangt door het raam uit wit-besneeuwde landen, Totdat de bleke lampen zullen branden, Zijn broze glans rondom uw wijd gewaad. Uw mijmering dwáalt, gelijk het kwijnend glijden Der wankele schemers langs uw handen dwaalt: Daar is geen ding, waarbij uw droom blijft beiden... Maar zo gij straks ook bij de lamp nog draalt, Zal blij gepeins uw liefde langzaam leiden Tot waar mijn hart haar míjn gepeins verhaalt... Vorige Volgende