Verzameld werk. Deel 1
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
Ann mijn Zuster (aant.)Gij waart, dat uur, een teder beeld
Van wat mijn ziel niet worden mocht,
Gij droegt, heel stil en onverheeld,
De enige glimlach die ik zocht.
Gij zat aan 't open avondraam
En zweegt: gij zaagt bij schemerschijn
Twee kleine bloemen, dicht te zaam,
In 't ranke vaasje op 't blank kozijn.
En om uw nauwgesloten mond
Gleed, zusterken, een glimlach heen,
Die ge enkel voor u zelve vondt,
Daar ze uit uw ziel naar boven scheen.
Geen gloor van vreugde om énig ding
Dat wankelend uit de wereld rijst,
Geen broos bewuste erinnering,
Die 't zoet genoten leven prijst.
Gij droegt die ongeweten lach,
In wiens ontroerde lichternis
Ik deze simpele wijsheid zag:
Dat leven vreugde en schoonheid is.
Een glimlach, rijk aan zekerheid,
Gerezen uit de diepste grond
Der ziel, en als een glans gespreid
Rondom de vrede van uw mond.
Gij waart, dat uur, een teder beeld
Van wat mijn ziel niet worden mocht,
Gij droegt, heel stil, en onverheeld,
De enige glimlach die ik zocht.
|
|