Verzameld werk. Deel 1
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
Nog volgt de milde schemering niet... (aant.)Nog volgt de milde schemering niet, nog glijdt,
Gedempt bewolkt, de grijze middag voort,
En draalt, en talmt, en hoort de triestigheid
Der mandoline om 't langzaam drenzend woord.
Een wankele wijze, en daaromhenen, wrang,
Een onbestemd verdriet, dat kwijnend mart
En reutelend sterft; - dan, klagend stervensbang,
De middag met zijn vast-verstarde smart.
De middag, die, nu 't traag gemarteld lied
Der snaren zweeg, zijn eigen sterven vreest
In zijne stilte, en zieltoogt langs 't verdriet,
Dat zich mijn hart, loom peinzend, samenleest.
Dat ik, vereenzaamd, samengaar aan 't raam
En met mijn weemoed meng, - o bitter leed!
O weke smart, die 'k week en scherp te zaam
Mijn eeuwig deel van angst en doodsnood weet.
Nog naakt de lauwe schemering niet, nog draalt
De dag, mijn wroeging schrijnt en pijnt... O smart
Heb ik mijn waan niet zwaar genoeg betaald?
De wereld weent... de middag draalt en mart...
|
|