Verzameld werk. Deel 1
(1958)–P.N. van Eyck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
IV | |
[pagina 56]
| |
Berusting (aant.)Dit is zo schoon: wat lage morgenduinen,
De bosjes vol van goud en zingend licht,
En jonge vrouwen, lachend langs de kruinen, -
Maar déze droom vouwt zich voor altijd dicht:
Van eens, verheugd, in groene loofpriëlen,
Waar zacht geschal en blanke schemering is
Van lente en zang en prijzend vogelkwelen,
Door zúlk een lach van lieve lichternis
Het oor te neigen naar de huiveringen
Van éne liefde in 't diep-verbaasd gemoed,
En, stil verzaad van blijde mijmeringen,
Te rusten in dit vreemd-gewonnen zoet.
O droom, o hart, dat loom en droef, móet dralen
Met wankelend óp naar Vreugde's huis te gaan!
O morgendroom!... Maar dwalen, immer dwalen,
Om eens, alléen, voor Doods gezicht te staan.
|
|