Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermddierengedichtVorm van natuurlyriek waarin het dier centraal staat. Voorbeelden zijn 'The Tyger' (1794) van W. Blake of 'Der Panter' van R.M. Rilke (Im Jardin des Plantes, Paris, 1902-1903). In dit laatste voorbeeld wordt geschreven vanuit de optiek van het dier, zoals dat in deze gedichten vaker gebeurt. Dierengedichten kunnen ook korter en speelser zijn, zoals in het volgende gedichtje van Kees Stip dat valt onder het light verse: 'Het roken' zegt een zalm te Zetten, Ook De Schoolmeester (pseudoniem van Gerrit van der Linde, 1808-1858) schreef een aantal komische diergedichten over de koe, de leeuw, de hond, de haan e.v.a. in zijn 'Natuurlijke historie voor de jeugd' opgenomen in diens Gedichten van den Schoolmeester (1859). Willem Wilmink verzamelde in Dieren. De mooiste gedichten (1996) een keuze uit dit type poëzie en schreef daar een inleiding bij. Dierengedichten zijn ook populair in de context van de gelegenheidspoëzie (zie deze voorbeelden). Door de intrede van critical animal studies en zoopoetics is de aandacht voor deze poëzie in de 21ste eeuw sterk toegenomen. De term is moeilijk te onderscheiden van het verwante dierendicht, maar bij die laatste term is er vaak sprake van een meer uitgesproken verhalend en/of didactisch aspect, evenals bij dierenepiek. Lit: W. Wilmink, 'Inleiding' in Dieren. De mooiste gedichten (1996), p. 5-11 H.R. Jauss, 'Untersuchungen zur mittelalterischen Tierdichtung' in Idem, Alterität und Modernität der mittelalterlischen Literatur (1977), p. 49-152 H. Beurskens (red.), Het Artisbestiarium: dierengedichten uit de wereldliteratuur (2013).
|
|