Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermddierendichtVerzamelnaam voor gedichten en verhalen met dieren in de hoofdrol. Het dierendicht is voortgekomen uit de mythologische voorstellingen en verklaringen van rituelen die in de vroegste tijden bij bijna alle volkeren hebben bestaan. Doorgaans gaat het over magische en mythische eigenschappen van dieren waarmee de mens zich aanvankelijk als jager en later als landbouwer geconfronteerd zag. In deze oorspronkelijke, alleen mondeling overgeleverde dierendichten zou het onderscheid tussen fictioneel en niet-fictioneel geen rol gespeeld hebben. Naarmate de machtsverhouding meer in het voordeel van de mens uitviel, verloor het dierendicht zijn sacrale toon en gingen didactiek (dierenfabel, bestiarium) en fictie (dierenepiek, dierenroman, dierenverhaal) een rol spelen. De term ‘dierendicht’ wordt daarnaast in meer algemene zin gebruikt als overkoepelende term voor alle gedichten waarin dieren voorkomen, ongeacht of zij een mythische of magische achtergrond hebben. Volgens deze benadering vallen ook de gedichten van Trijntje Fop (alias Kees Stip) onder de definitie. Maar doorgaans zal men het bij speelse en lyrische vormen eerder hebben over dierengedicht. Een enkele maal nog wordt de term gebruikt als specifieke aanduiding voor dierenepiek. Lit: H.R. Jauss, ‘Untersuchungen zur mittelalterlichen Tierdichtung’ in Id., Alterität und Modernität der mittelalterlichen Literatur (1977), p. 49-152 H. Beurskens (red.), Het Artisbestiarium: dierengedichten uit de wereldliteratuur (2013).
|