Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermddierenfabelVolgens de overlevering – maar sommigen leggen de oorsprong bij de Indische literaire traditie – een door de Griekse dichter Aesopus (6de eeuw v. Chr.) gecreëerd genre van korte, fictionele dierenverhalen met een leerrijke moraal. Dat Aesopus dieren gebruikte om zijn ideeën over het menselijk gedrag uiteen te zetten, zou met zijn afkomst te maken hebben: hij was een vrijgelaten slaaf en beschikte dus niet over de status om directe kritiek te kunnen spuien. De Griekse dierenfabels dienden vooral als exempel in redevoeringen. In de 1ste eeuw n. Chr. bewerkte een andere vrijgelaten slaaf, Phaedrus, de Aesopische fabels in Latijnse verzen, waarna ze een vast onderdeel gingen uitmaken van de leerstof op Latijnse scholen. Vanaf het einde van de 12de eeuw (Marie de France, Ysopet oftewel ‘kleine Aesope’) verschijnen er ook dierenfabels in de volkstaal, bijv. de 13de-eeuwse Middelnederlandse Esopet (ed. Stuiveling, 1965). Ook na de middeleeuwen heeft de dierenfabel haar plaats in de literatuur behouden. De bekendste verzameling fabels is de bewerking van Jean de la Fontaine (1621-1695).
Houtsnede uit Aesopus' Fabulae (1491). [bron: A.G.H. Bachrach e.a. (red.), Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur, dl 3 (19802), p. 14].
Lit: P. Wackers, ‘Die mittelalterliche Tiergeschichte: satira oder fabula’ in G. Bianciotto & M. Savat (red.), Epopée animale, fable, fabliau (1981) W.L. Idema, M. Schipper & P.H. Schrijvers (red.), Mijn naam is haas. Dierenverhalen in verschillende culturen (1993).
|