Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdsprekerIn het algemeen is een spreker iemand die het woord voert, maar meer specifiek gebruikt men de term voor iemand die voor een gezelschap een redevoering houdt, een lezing geeft of een voordracht verzorgt. In die meer specifieke betekenis is openbaarheid van optreden van de spreker kenmerkend. In de middeleeuwen kende men de sprookspreker, een rondreizend verhalenverteller van de zgn. sproken. In de 19de eeuw, waarin het culturele leven sterk georganiseerd was in genootschappelijkheid (genootschap), werden tal van voordrachten of lezingen gehouden door leden van zulke genootschappen of waarvoor bekende en geliefde sprekers werden uitgenodigd. Vaak ook werden auteurs aangezocht om uit eigen werk voor te lezen, een traditie die zich in de 20ste eeuw voortzette in de poëzie-avonden in het Amsterdamse Carré, maar ook elders. Bekende en succesvolle 19de-eeuwse sprekers, die daarvoor vaak het hele land afreisden, zijn Willem Bilderdijk, David Jacob van Lennep, François Haverschmidt, J.J.L. ten Kate, J.J. Cremer, Justus van Maurik en Multatuli. Ter instructie van dit type sprekers schreef B.H. Lulofs zijn De kunst der mondelinge voordracht of uiterlijke welsprekendheid (ed. J. van Vloten, 1877). Een moderne variant daarvan schreven M. Weller en G. Stuiveling onder de titel Moderne welsprekendheid (1961). Lit: E.Ch.M. Hoenkamp, Een computermodel van de spreker: psychologische en linguistische aspecten (diss., 1983) Th. Meder, 'Willem van Hildegaersberch: spreker tussen hof en stad' in H. Pleij e.a. (red.), Op belofte van profijt: stadsliteratuur en burgermoraal in de Nederlandse letterkunde van de middeleeuwen (1991), p. 151-165; 375-379 A. van der Meiden, Over spreken gesproken (1991) D. Hogenelst, Sproken en sprekers. Inleiding op en repertorium van de Middelnederlandse sproke, 2 dln. (1997) W. van den Berg, Een bedachtzame beeldenstorm (1999), p. 65-165 G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 7 (2005), kol. 862-1061.
|
|