Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdbelijdenislyriekVorm van lyriek waarin de innerlijke ervaringen, gevoelens, belevenissen en levensvisie van een dichter in sterke mate tot uiting komen. In zekere zin geldt zulks voor elke vorm van dichtkunst en literatuur (cf. Goethes uitspraak in Wahrheit und Dichtung dat al zijn werken kunnen worden beschouwd als 'Bruchstücke einer grossen Konfession'). Maar bij belijdenislyriek komt dat meer expliciet, tot in de vormgeving, als autobiografisch over (zie ook bekentenisliteratuur). In de Europese literatuurgeschiedenis is deze soort van lyriek o.m. sterk aanwezig in de (pre)romantiek, het piëtisme, het sentimentalisme, de Sturm und Drang en later de neoromantiek. In de moderne Nederlandse literatuur van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw is de belijdenislyriek sterk aanwezig in de reactie op de vormexperimenten van de Vijftigers, waarbij een aantal dichters via intieme ontboezemingen en persoonlijke gevoelens herkenbaarheid en identificatie nastreefden met een poëzie die het midden hield tussen romantiek, ironie en huiselijkheid. Voorbeelden hiervan zijn Ellen Warmond, Kees Ouwens en Neeltje Maria Min. In Vlaanderen kunnen Jotie ’t Hooft, Luuk Gruwez en Miriam Van hee worden genoemd, zij het dat de ironie bij hen minder aanwezig is. Boegbeeld van de belijdenislyriek in Vlaanderen was Karel van de Woestijne met De Modderen Man (1920). Lit: H. Brems, Altijd weer vogels die nesten beginnen (2006), p. 310-337.
|
|