Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdgriezelliteratuurTeksten die erop gericht zijn de lezer een gewaarwording van beklemmende dreiging en angst te bezorgen en die daarom ook wel gruwelverhaal of horrorstory genoemd worden. Griezelverhalen of griezelromans spelen zich af in een macabere sfeer en maken gebruik van gegevens uit de wereld van het bovennatuurlijke (magie, mystiek) en het bijgeloof (monsters, spoken, vampiers en weerwolven). Het decor is vaak een nevelig landschap, een oud kasteel, een verlaten landhuis of klooster in een afgelegen en sombere streek of een verlaten kerkhof. Ook de nacht, speciaal het middernachtelijk uur waarin spoken optreden, speelt een grote rol (spookverhaal). De romantici, met hun aandacht voor de nachtzijde van het bestaan, het dubbelleven, het mysterie van het kwaad e.d., brachten een reeks griezelverhalen voort, waaraan de invloed van De Sade niet vreemd geweest is. In de late 18de en in de gehele 19de eeuw verschenen een groot aantal romans die bekend staan als gothic novel vanwege het gebruik van middeleeuwse gegevens. Daarin wordt de spanning dikwijls opgewekt door het thema van ‘the beauty and the beast’: een mooie jonge vrouw raakt in de macht van een gevaarlijke zonderling, meestal een kasteelheer of een monnik. Voorbeelden van vroege gothic novels zijn An Radcliffe’s The mysteries of Udolpho (1794) en M.G. Lewis’ Ambrosio, or the Monk (1796). Andere bekende 19de-eeuwse griezelverhalen zijn Mary Shelley’s Frankenstein (1817), R.L. Stevensons The strange case of Dr. Jekyll and Mr. Hyde (1886) en Bram Stokers Dracula (1897). In de 20ste eeuw genoten enkele griezelverhalen van Roald Dahl grote bekendheid. In het Nederlandse taalgebied schreef F. Bordewijk een paar griezelverhalen die hij opnam in De wingerdrank (1937) en in Vijf fantastische vertellingen (1947). Verder schreven o.m. Belcampo en Eddy Bertin horrorverhalen. Bloemlezingen van Nederlandstalige griezelverhalen werden samengesteld door R.H. Zuidinga (1986) en door E. van Boven & O. Praamstra (2010). Het genre kreeg aandacht in een aantal tijdschriften die speciaal aan horror en science fiction waren gewijd, zoals Abraxas (1979-1984), Drab (1973-1980), Horrorscoop (1981-1992) en Pulp (1968-1975). Vooral in de kinderliteratuur en de jeugdliteratuur is het genre buitengewoon populair. Paul van Loon schreef bijv. met Dolfje Weerwolfje (1997) een griezelverhaal voor kinderen dat niet alleen talloze malen werd herdrukt, maar ook een aantal vervolgverhalen kreeg. P. Lagrou & S. Felix verzamelden in Het grote griezelboek (2008) sprookjes en volksverhalen voor kinderen. Lit: E. Birkhead, The tale of terror (1921) M. Praz, The romantic agony (1956; 19882), p. 95-186 K.D. Beekman, ‘Vampierverhalen: struktuur, verwerking en effekt’ in Populaire literatuur (1974), p. 121-152 P. van Zonneveld, ‘Vampirisme in de Romantiek’ in Tirade 20 (1976), p. 525-532 D. Schouten, Duivelse boeken: Twee eeuwen griezelliteratuur in de Lage Landen. Een bibliografie (1997) G.J. Bekenkamp, De wereld van het wonder: over griezellust bij kinderen (2006) A. Smith, The ghost story, 1840-1920 (2010) L.A. Cooper, Gothic realities: the impact of horror fiction on modern culture (2010) Th. Fahy, The philosophy of horror (2010) S. Hay, A history of the modern British ghost story (2011).
|