Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdabsolute poëzieTerm uit de poëziekritiek voor die poëzie waarin de dichter ernaar streeft alles wat niet tot het wezen van de poëzie behoort daaruit te weren. In de praktijk leidt dit tot poëzie waarin taal niet gebruikt wordt vanwege de referentiële functie, maar een eigensoortige (poëticale) functie krijgt toegewezen. In principe behoort absolute poëzie binnen deze opvatting tot de hoogste vorm van poëzie. Het streven naar absolute poëzie is afkomstig uit de romantische speurtocht naar het ‘wezen’ van de poëzie. Zo werd het als een oneigenlijk element ervaren dat poëzie iets vertelt. Betekenis moet worden uitgedrukt door de poëtische vormgeving, en om het absolute te bereiken gingen dichters al spoedig gebruik maken van symbolen die dat moeilijk vaststelbare ‘wezen’ van de poëzie zo min mogelijk aantastten. Zo vindt men de duidelijkste vertegenwoordigers van de absolute poëzie in het symbolisme met auteurs als Baudelaire en Mallarmé. Er zijn raakpunten van deze poëzie met de poésie pure. Een Nederlands gedicht dat kenmerken van de absolute poëzie vertoont, is ‘Staren door het raam’ van J.H. Leopold (Verzamelde verzen, dl. 1, 1982, p. 64). Lit: H. Beurskens, Schrijver zonder stoel (1982) • J. Reijmerink, Honger naar het absolute (2007).
|
|