Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdstream of consciousnessEtym: Eng. bewustzijnsstroom. Term uit de romantheorie die verwijst naar de ‘stroom’ van gedachten, herinneringen, bewuste en halfbewuste gevoelens, stemmingen, verlangens en associaties die kenmerkend zijn voor het mentale proces van de mens en waarmee schrijvers hun personages van binnenuit trachten te beschrijven. Daarbij wordt veel gebruik gemaakt van de vrije indirecte rede of de monologue intérieur en ook van stilistische middelen zoals de ellips, associatief taalgebruik, cinematografische procédés en beeldspraak om de bewustzijnsstroom te registreren. De term stamt uit de psychologie, waar hij werd geïntroduceerd door William James (The principles of psychology, 1890), broer van de Amerikaans/Engelse romancier Henry James die met zijn introspectief psychologisch realisme aanzienlijk bijdroeg tot de ontwikkeling van deze techniek. In de literaire kritiek zou de term voor het eerst zijn gebruikt in 1918 door May Sinclair in een recensie van de romans van Dorothy Richardson, die met haar experimenten op dit gebied vooraf ging aan James Joyce, Virginia Woolf en Marcel Proust. Een goed voorbeeld van deze techniek komt voor in Meneer Vissers hellevaart (1936) van S. Vestdijk, maar ook in tal van andere Nederlandstalige romans komt de stream of consciousness voor als techniek om weer te geven wat personages innerlijk beweegt, bijv. bij Maarten ’t Hart, Oek de Jong en Hugo Raes. Lit: M. Friedman, Stream of consciousness, a study in literary method (1955) R. Humphrey, Stream of consciousness in the modern novel (19594) D. Cohn, Transparent minds: narrative modes for presenting consciousness in fiction (1978) D. Herman (red.), The emergence of mind. Representations of consciousness in narrative discourse in English (2011).
|
|