Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdmadrigaalEtym: It. madrigale; de verdere afleiding is onzeker: Lat. matricalis = moederlijk, ofwel Lat. materialis < materia = materie, stof; in beide gevallen zou de etymologie op het eenvoudige, primitieve karakter van deze zangvorm duiden. Een kort wereldlijk lied met drie strofen, voor meer stemmen, gezongen zonder instrumentale begeleiding en meestal contrapuntisch van structuur. Kenmerkend is het ruime gebruik van toonschildering en muzikale woordillustratie, hetgeen later doorwerkte in de uit de madrigaal onwikkelde wereldlijke cantate. De tekst behandelt voornamelijk pastorale en amoureuze onderwerpen. Het slot bevat vaak een wijsgerige, didactische of (in latere perioden) satirische wending. Het madrigaal is ontstaan in de 14de eeuw in Italië. Het genre kende zijn grootste bloei in de 16de eeuw in Italië, Frankrijk en Engeland. In de Nederlanden vindt men het madrigaal sinds de 16de eeuw als een elegant erotisch herdersliedje (vgl. arcadia, pastorale-1). In de literatuur vinden we het madrigaal terug als een kort, meestal acht- of tienregelig gedicht met wisselend rijmschema, dat als thema het leven in de natuur en de liefde bezingt. Madrigalen werden geschreven door o.a. Hooft, Huygens, Marot, Voltaire, Shakespeare en Goethe. Lit: U. Schulz-Buschhaus, Das Madrigal (1969) J. Roche, The madrigal (1972) A. den Besten, 'Dichten als dienst' in Tijdschrift voor muziekcultuur 12 (1976), 4, p. 146-156 S. Dresden, Algemene muziekleer (197911), p. 243, 246.
|
|