Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdepode-1Etym: Gr. ep-ōidè = bij gezang, bijgezongen versregel(s); vandaar ook volgende strofe, slotstrofe, slotzang. Term uit de versleer voor een korte jambische (jambe) versregel, gewoonlijk een dimeter, volgend op een langere regel, gewoonlijk een (jambische) trimeter. Een voorbeeld van dit type vindt men in het gedicht ‘Gedachten’ (1692) van J. Pluimer, waarin het metrum van een jambische viervoet gevolgd wordt door een korte regel van twee jamben: Indien / de tyd / geen droef/heid sleet, De term ‘epode’ wordt vervolgens ook gebruikt voor een gehele strofe of een geheel gedicht in jambische maat. Archilochus was er de uitvinder van (zie ook archilochische versmaat) en het genre werd door Horatius in zijn Epoden, die hij zelf Iambi noemde, ingevoerd in de Latijnse poëzie. Lit: L.C. Watson, A commentary on Horace's Epodes (2003) M. Lowrie, Horace: Odes and epodes (2009) F. Cairns, Roman lyric: collected papers on Catullus and Horace (2012).
|
|