Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdpraeteritioEtym: Lat. praeter-ire = voorbijgaan aan. Term uit de retorica, soms vernederlandst als ‘preteritie’, voor de mededeling van een spreker of auteur dat hij het niet over een bepaald aspect van de zaak zal hebben – een aspect dat hij intussen wel expliciet noemt – maar zal overgaan tot iets belangrijkers. Het effect van praeteritio is dan vaak dat juist op het terloops genoemde extra aandacht valt. De retorische traditie biedt verschillende (bijna) synonieme termen voor deze strategie, waaronder ‘apofasis’ (Gr. apo-fèmi = niet zeggen, ontkennen), ‘paralepsis’ of ‘paraleipsis’ (Gr. para-leipein = terzijde laten), ‘pretermissie’ of ‘praetermissio’ (Lat. praeter-mittere = voorbij laten gaan, over het hoofd zien), en occupatio. Ondanks de gelijkenis en etymologische verwantschap mag ‘praeteritio’ niet verward worden met ‘preteritum’ als grammaticale tijdsaanduiding (tempus). De praeteritio berust op een geveinsde terughoudendheid, zoals in dit voorbeeld: ‘Ik kan me hier uiteraard niet uitspreken over de zwakke literaire waarde van deze roman’. De spreker drukt een krachtige maar controversiële mening of propositie (P) uit (‘deze roman is niks waard’) zonder evenwel de volledige verantwoordelijkheid ervoor op zich te nemen (hij verklaart dat hij zich van elke evaluatie onthoudt). Dit procedé komt vaak voor in het dagelijkse taalgebruik. Men denke aan frequente uitdrukkingen als ‘om maar te zwijgen over P’, ‘verre van mij om te suggereren dat P’, ‘ik wil het dan niet hebben over P’, ‘[naam], om hem niet te noemen’, enz. Het is ook een erg doeltreffend wapen in de meer publieke context van juridische en politieke debatten, zoals in de volgende twee voorbeelden uit de Amerikaanse politiek: Ik zal van leeftijd geen thema in deze campagne maken. Ik zal nooit, om politieke redenen, de jeugd en onervarenheid van mijn tegenstander uitbuiten. (Ronald Reagan, 73 jaar oud, in een debat met een veel jongere politieke opponent) Deze voorbeelden tonen de manipulatieve kracht van het procedé: het is de facto leugenachtig en contradictorisch (men zegt iets niet te doen, en doet het toch); het insinueert terloops een ‘waarheid’ zonder de toehoorder enig bewijs of argument aan te reiken; men kan zijn echte bedoelingen verschuilen achter een vermeend respect voor principes of personen. In het voorbeeld van R. Reagan gebeurt dit openlijk, met ironie en humor tot gevolg. Iets gelijkaardigs gebeurt in de volgende passage uit de Camera obscura (1839) van Nicolaas Beets: Ik geloof dat ik maar niet meer op mijn neef moet terugkomen. Een ander literair voorbeeld komt voor in scène 3.2 van Julius Caesar (ca. 1599) van W. Shakespeare. Antonius verklaart dat hij de pas vermoorde Caesar gewoon wil ‘begraven’ en niet wil ‘prijzen’, laat staan de samenzweerders bekritiseren, maar hij doet net het omgekeerde. Zo maakt hij als volgt melding van het testament van Caesar: Blijf rustig, vrienden; nee, ik mag ’t niet lezen; Overigens kan de praeteritio – afhankelijk van context, intenties, inhoud en formulering – nog andere functies vervullen. Zo kan ze vormgeven aan een strategische toegeving (concessio), bijv. wanneer een advocaat een algemeen bekend probleem niet onvermeld kan laten, maar het zo snel mogelijk wil doen vergeten: ‘het is overbodig het drankprobleem van mijn cliënt te vermelden’. En zo kan eenzelfde zin ‘ik hoef u er niet aan te herinneren dat P’ een polemische en sarcastische bedoeling hebben (wanneer P een mislukking betreft waarvan iedereen weet dat de aangesprokene er verantwoordelijk voor was) of, net omgekeerd, getuigen van fijngevoeligheid (wanneer de spreker discreet hulp wil bieden aan de minder erudiete luisteraar die misschien niet bekend was met P). Lit: G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 7 (2005), kol. 27-32 A. van Velsen & J. de Jong, ‘“Hij is handig, om niet te zeggen onethisch”. De verleidingen van de praeteritio’ in K. Korevaart, H. Jansen & J. de Jong (red.), Het woud van de retorica (2007), p. 193-205 A.F. Snoeck Henckemans, ‘De stijlfiguur praeteritio als middel om strategisch te manoeuvreren’ in Tijdschrift voor taalbeheersing 30 (2008), p. 133-146 J. de Jong & A. van Velsen, ‘“U hoort mij niet zeggen dat ...”: de haken en ogen van de praeteritio’ in Onze taal 80 (2011), 2-3, p. 40-42.
|