Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdlittera cursivaEtym: Lat. lopende letter < currere = (snel) lopen. De littera cursiva of kortweg cursiva is een snel schrijfbaar schrifttype, met als belangrijkste kenmerken het gebruik van een spitse pen, de f en lange-s die door de schrijflijn heen gaan en het meeschrijven van de luchtlijnen, waardoor lussen aan de stokletters ontstonden. De precieze ontwikkeling van de cursiva is onbekend, maar in de 12de eeuw ontstaat er voor aantekeningen en korte notities in de marges van boeken een kleine, snel schrijfbare schriftsoort die erg lijkt op de gewone littera textualis van die tijd. Dit aantekeningenschrift heeft veel invloed gehad op het ontstaan van de cursiva. Aan het einde van de 13de eeuw is de cursiva volledig ontwikkeld en vanaf die tijd wordt de schriftsoort behalve als gebruiksschrift (cursiva currens) ook als boekschrift (cursiva textualis) gebruikt. Parallel aan de verschijning van de cursiva als boekschrift loopt de verschijning van papier als schriftdrager. Vooral bij eenvoudige boeken is de combinatie cursiva - papier heel gewoon. In de 14de eeuw ontstaan er kalligrafische vormen met brede pen, die vaker in perkamenten handschriften worden aangetroffen (cursiva formata). Met uitzondering van de Nederlanden neemt de cursiva in de 15de eeuw als boekschrift de plaats van de textualis in.
Littera cursiva in de Sint-Servatiuslegende van Hendrik van Veldeke (ca. 1470). [bron: J. Deschamps, Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken (cat. 1970), pl. 16].
Lit: J.P. Gumbert, ‘Iets over laatmiddeleeuwse schrifttypen, over hun onderscheiding en hun benamingen’ in Archief- en Bibliotheekwezen in België 46 (1975), p. 273-282 B. Engelhart & J.W. Klein, 50 eeuwen schrift (19882), p. 170-175 G.I. Lieftinck, Manuscrits datés et conservés dans les Pays Bas (1964), dl. 1, p. VII-XXX J. Stiennon, Paléographie du Moyen Age (1973; reprint 1982), p. 120 E. Strubbe, Grondbegrippen van de paléografie der Middeleeuwen (19645), p. 114 B. Bischoff, Paläographie des römischen Altertums und des abendländischen Mittelalters (1979; reprint 20094), p. 175-185.
|
|