Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdepiloogEtym: Gr. epi-logos = bij-woord, na-woord (tegenvoeter van pro-logos of voor-woord). De term betreft een afsluitend en vaak meer beschouwend gedeelte (vandaar ook 'narede') dat nog wordt toegevoegd aan een reeds volledige tekst. Wat betreft dat laatste punt onderscheidt de epiloog zich o.m. van de conclusio of peroratio (in een redevoering) en van de coda en de dénouement, die als afsluiting toch nog tot de tekst zelf gerekend worden. Betreft de epiloog een zedenles gegeven aan het einde van een fabel, dan spreekt men van epimythium. Het Middelnederlands kent het woord epiloog niet en gebruikt in plaats daarvan ‘naprologhe’. Vaak bedoelt men met epiloog meer in het bijzonder een korte toespraak aan het einde van een toneelopvoering. De Romeinse komedieschrijver Plautus geldt als de ‘uitvinder’ ervan. In zijn epilogen, uitgesproken door een of meer spelers, verwoordt hij zijn bedoelingen of bedankt hij de kijkers en verzoekt hen gunstig te reageren en nog eens terug te keren. Zie ook proloog. Lit: P. Danchain (red.), The prologues and epilogues of the Restoration 1660-1700 (1981-1988) en The prologues and epilogues of the 18th century (1990) Ph. Lane, La périphérie du texte (1992) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 2 (1994), kol. 1286-1291 G. Genette, Paratexts: treshold of interpretation (Eng. vert. 1997).
|