Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermddestinatarisEtym: Lat. bestemmeling. Term uit de codicologie voor degene voor wie een tekst of codex bestemd is of aan wie hij wordt opgedragen. Als de destinataris al genoemd wordt, gebeurt dit meestal in de proloog. Zo schrijft Jacob van Maerlant in de beginregels van de Spiegel historiael: Grave Florens, coninc Willems sone, Soms wordt de destinataris in de epiloog genoemd, zoals Jan van Boendale doet in zijn Der leken spiegel (overigens is de hier aangesproken hertog Jan III van Brabant niet de opdrachtgever; die eer komt volgens de proloog toe aan Rogier van Leefdale en zijn vrouw Agnes van Kleef): Edel here, machtech ende hoge, De naam van de destinataris kan ook in de vorm van een acrostichon in het werk verwerkt zijn. De openingsletters van de tien boeken van Alexanders geesten van Jacob van Maerlant vormen achter elkaar geplaatst het acrostichon GHEILEHIDA. In zijn epiloog vertelt Van Maerlant echter dat de beginletters van zes boeken als een anagram gelezen moeten worden (ed. Franck, 1882, p. 392-393, vs. 1513-1524). Het is mogelijk dat Van Maerlant Machteld van Brabant bedoelde, de grootmoeder van Floris V. Van Oostrom heeft echter aannemelijk gemaakt dat Aleide, tante en voogdes van Floris, de destinataris van Alexanders geesten is geweest. In verluchte handschriften kan het familiewapen of zelfs een portret van de destinataris in het boek geschilderd zijn. De destinataris hoeft niet de opdrachtgever van het werk te zijn geweest; de schrijver kan het werk ook aan iemand opgedragen hebben om de aandacht van de begunstigde persoon op zich te vestigen.
Dedicatie exemplaar van de Tafel van den kersten ghelove voor Albrecht van Beieren. [bron: D. Hogenelst & F. van Oostrom, Handgeschreven wereld (1995), p.180].
Lit: H.C. Peeters, ‘Nieuwe inzichten in de Maerlant-problematiek’ in Handelingen Kon. Zuidned. Maatsch. voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 18 (1964), p. 249-285 W.P. Gerritsen, ‘Wat voor boeken zou Floris V gelezen hebben?’ in Floris V. Leven, wonen en werken in Holland aan het einde van de 13e eeuw (1979), p. 71-86 F.P. van Oostrom, ‘Maecenaat en Middelnederlandse letterkunde’ in J.D. Janssens (red.), Hoofsheid en devotie in de middeleeuwse maatschappij (1982), p. 21-40 F. van Oostrom, Maerlants wereld (1996), p. 103-113.
|
|