Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdacrostichonEtym: Gr. akros = spits, uitstekend, top; stichos = rij, gelid, vers(regel); vandaar lettervers, naamdicht, naamvers. Oorspronkelijk magisch geladen dichtvorm, waarbij de beginletters van versregels, strofen of boeken doorgaans een persoonsnaam vormen (vandaar ook naamdicht genoemd), soms ook het abc, een woord of een tekst. De naam kan de naam zijn van degene aan wie het gedicht werd opgedragen (destinataris), zoals het geval is met Der vrouwen heimlicheid (ca. 1350) en het Wilhelmus, waarvan de beginletters van de strofen WILLEM VAN NASSOV vormen. Het kan ook de naam van de auteur zijn, zoals gebruikelijk in de literatuur van de rederijkers, met name bij Anthonis de Roovere. In Van den vos Reynaerde maakt Willem zich door middel van het acrostichon ‘Bi Willeme’ in de negen laatste verzen van de tekst als auteur bekend. ‘De geest van het Spanderswoud’ is een acrostichon van Gerrit Komrij met zijn eigen naam als beginletters (G. Komrij, Alle gedichten tot gisteren, 1994, p. 134). Op het acrostichon bestaan ook varianten. Bij een telestichon zijn het de eindletters of -woorden die tellen en meestal van onderen naar boven. Bij een mesostichon staan de bedoelde letters of woorden in het midden van het vers. Een acroteleuton (Gr. akron = top; teleutè = einde) ten slotte is een verbinding van acrostichon en telestichon. Zie ook abecedarium-1.
Gebed van Jan van Hulst met acrostichon van diens naam. [bron: D. Hogenelst & F. van Oostrom, Handgeschreven wereld (1995), p. 244].
Lit: W. Hazeu, ‘Het acrostichon in de moderne poëzie’ in De nieuwe taalgids 60 (1967), p. 408-409 M. van Doorn & W. Kuiper, ‘Der vrouwen heimlicheid’ in Spektator 6 (1976-1977), p. 539-551 Drs. P & I. de Wijs, Het rijmschap compleet (1984), p. 35-37 F. Willaert, ‘Vier acrostichons in het Haagse Liederhandschrift’ in G. van Eemeren & F. Willaert (red.), 't Ondersoeck leert (1986), p. 93-104 G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 1 (1992), kol. 313-317 I. Coran, Jouons avec les mots (1998) Battus, Opperlans! Taal- en letterkunde (20022).
|
|