Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdartefactEtym: Lat. arte factum = door kunst of handwerk vervaardigd. Term geïntroduceerd in de literatuurwetenschap door de Praagse structuralist Jan Mukařovský om het literaire werk in zijn onveranderlijke materialiteit aan te duiden, en dit ter onderscheiding van het esthetisch object, d.w.z. de realisatie van het artefact in het bewustzijn van de lezer. Pas in de receptie wordt het materiële werk (artefact) tot een betekenisvol kunstwerk (esthetisch object). Aangezien elke esthetische concretisering van de objectieve gegevenheid van het kunstwerk is ingebed in een historisch bepaalde verwachtingshorizon (een consensus over de artistieke normen op een bepaald ogenblik), betekent dit dat rond eenzelfde artefact in de loop van de (werkings)geschiedenis ervan verschillende esthetische objecten geconstitueerd kunnen worden. Dit fundamentele inzicht werd later uitgewerkt in de context van de receptie-esthetica. Tot op zekere hoogte kan Mukařovský’s onderscheid tussen artefact en esthetisch object gezien worden als een herinterpretatie van het onderscheid tussen vorm en betekenis, of tussen signifiant en signifié in de saussuriaanse tekentheorie (structuralisme). Overigens is het niet voor iedereen duidelijk waarin het artefact nu precies bestaat. Bij een literaire tekst lenen de hoeveelheid woorden, de lay-out, de strofenbouw, de syntactische structuur e.d. zich tot een ‘materiële’ analyse, maar er bestaat discussie over de vraag hoe uitgebreid dit lijstje kan of moet zijn. Zo vinden sommigen de semantiek wel en anderen deze nu juist niet behoren tot het artefact. Het begrip artefact krijgt hoe dan ook zijn gebruikswaarde in het onderzoek in combinatie met het begrip esthetisch object. Lit: J. Mukařovský, Aesthetic function, norm and value as social facts (1979; orig. 1935) R. Segers, Het lezen van literatuur (1980) C. Kattenbelt, ‘Theater als artefact, esthetisch object en scenische kunst’ in Tijdschrift voor theaterwetenschap 33 (1993), p. 51-85.
|