De navelstreng van mijn taal. Poesía bibo di Aruba / Levende poëzie van Aruba
(1992)–Anton Claassen– Auteursrechtelijk beschermdtweetalige bloemlezing uit het werk van dertien dichters
[pagina 169]
| |
[pagina 170]
| |
1. Nena BennettDe dichteres eugenia adelicica bennett werd op 14 juli 1935 in Oranjestad op Aruba geboren. Van jongs af aan noemde men haar Nena. In Oranjestad volgde zij de lagere school en een jaar mulo. Op haar vijftiende jaar vertrok Nena Bennett naar Nederland, waar zij haar studie voortzette in de tweede klas van een driejarige ulo. Zij verbleef in een internaat te Reuver, Limburg. Eveneens in Reuver doorliep zij de kweekschool, waar zij na vier jaar haar onderwijzersdiploma behaalde. In 1955 keerde zij terug naar Aruba. Bennett was toen twintig jaar oud. Op dit eiland heeft zij tot 1962 voor de klas gestaan, met een onderbreking van zes maanden op Sint Maarten. In 1962 is Nena Bennet getrouwd, waarna het echtpaar naar Nederland vertrok. Daar woonden zij tot 1967 in Volendam. In die jaren schreef zij poëzie op losse blaadjes, die later bij verhuizingen verloren gingen.
In 1972 heeft zij voor het eerst gepubliceerd, en wel in Watapana. In het februari-nummer, jaargang 4, zijn twee gedichten van haar opgenomen. Van het eerste, zonder titel, zijn de beginwoorden: ‘mientras watapana ta zwai’, ‘terwijl de watapana wiegelt’. Het tweede gedicht is ‘M'a skapa’, dat in dit hoofdstuk is opgenomen. Ook in het Arubaanse blad Skol i Komunidat verschenen gedichten van deze schrijfster. Nena's echtgenoot is musicus. Zij heeft liedteksten voor zijn composities geschreven. Het lied ‘Awor’ kreeg de eerste prijs op een Papiaments festival in 1979. In 1980 koos men hun lied ‘Amor para ti’ uit om de Nederlandse Antillen te vertegenwoordigen op het Argentijnse Oti festival. Datzelfde jaar voerde Nena Bennett op de Fest-Antil te Curaçao een experiment uit met ‘poesia-balia’. Op muziek reciteerde Nena haar poëzie, waarbij de balletgroep van het Cultureel Centrum | |
[pagina 171]
| |
Aruba (C.C.A.) dansen uitvoerde onder leiding van Iris Bernabela. De choreografie stelden zij samen vast. In Skol i Komunidat publiceerde de onderwijzeres Bennett elf gedichten. Tot bundelen is zij tot nu toe niet gekomen. Ze kent drie thema's; liefde, hang naar eeuwigheid en Aruba. Het verderop geciteerde gedicht ‘Relashon’ bevat alle drie de elementen. | |
[pagina 172]
| |
Soledat
Pakiko
Ora ku mi ta so
Mundo t'asina grandi
Inmensamente mahos
Pakiko
Ora ku mi ta so
Skuridat ta reine
Inmensamente preto
Pakiko
Ora ku mi ta so
Kachónan ta grita
ta yora i ta sklama
Inmensamente tristo.
| |
[pagina 173]
| |
Eenzaamheid
Waarom
is telkens als ik alleen ben
de wereld zo groot
zo oneindig lelijk
Waarom
is telkens als ik alleen ben
de duisternis toch zo diep
zo oneindig zwart
Waarom
is telkens als ik alleen ben
het geblaf van de honden
toch zo'n klaaglijk gejank
zo oneindig droevig
[Vertaling: Igma M.G. van Putte-de Windt]
| |
[pagina 174]
| |
M'a skapa
Ayera nochi
El a bati
na mi porta
Bon tirá
den su flus preto
i Su kamisa blanko.
M'a habri porta
lag'E drenta
pon'E sinta
p' ami bisti
mi pantsut biña.
Asina nos a sali
manera dos enamorá
Kuchi kuchi
Nos ta papia
Kasi den ore'i otro
I na un momento
El a bisa:
Mi amor
Awe nochi
Nos t'ei balia
Nos dos hunto, e Wals
Di Eternidat.
I mes ora
m'a kòrda
riba mi
yunan
| |
[pagina 175]
| |
De dans ontsprongen
Gisteravond
klopte Hij
aan mijn deur
Uitgedost
in zwart kostuum
met wit overhemd
Ik deed open
liet Hem binnen
gaf Hem een stoel
trok toen mijn
wijnrode broekpak aan
Zo gingen we op stap
als een verliefd stel
liepen we te fluisteren
in elkaars oor
Na een poosje
zei Hij:
Liefje
vanavond
gaan wij samen
dansen, de Wals
van de Eeuwigheid.
En ineens
dacht ik weer
aan mijn kinderen
thuis in bed
| |
[pagina 176]
| |
bon drumí
M'a laga kai
Saka kareda
Kore bai
Lag'E so
bon babuká
pará den porta
di santana.
| |
[pagina 177]
| |
Ik ging er vandoor
rende
pijlsnel weg
liet Hem staan
verbouwereerd
bij de ingang
van het kerkhof.
[Vertaling: Igma M.G. van Putte-de Windt]
| |
[pagina 178]
| |
Anja di turismo
Un anochi
na Tamarijn
sintá
ront di pool
morto
di antemano
hombernan
ta bende
nan spèrma
ku turista
den santo blanko
di aleu
motor
di un avion
tra trese mas
mas pa bin
kome
nos hombernan
nos kuminda
i agrega
pa esnan
ku tin
pajèt di plaka
mas i mas
alegria
sin fin
riba lama
un sombra
ta baha
i tapa
Aruba
ku su
skuridat
| |
[pagina 179]
| |
Jaar van het toerisme
Op een avond
bij Tamarijn
gezeten
rond het zwembad,
op voorhand
dood,
verkopen
mannen
hun sperma
aan toeristen
op het witte zand.
In de verte
voert
de motor
van een vliegtuig
nog meer aan
meer om te kopen
eten
onze mannen op,
ons voedsel
en stapelen op
voor degenen
die het reeds hebben,
klatergoud van geld
meer en meer
vreugde
zonder einde,
op zee
daalt een schaduw
neer en dekt
Aruba toe
met haar
duister
[Vertaling: Luis H. Daal]
| |
[pagina 180]
| |
Relashon
Fuertè manera nos kibrahacha
brabo manera un tuna
Streanan ta bira kandela
ora bo askerkami
5[regelnummer]
Kolónan blou... kòrá
kòrá i blou
Un nubia ta preta nos
den su brasanan
i hiba nos den eternidat
| |
[pagina 181]
| |
Intieme relatie
Krachtig als onze kibrahacha,
wild als een schijfcactus ben jij...
Bij mij gaan sterretjes branden
wanneer je dichtbij komt,
Kleuren van blauw... rood,
rood en blauw.
Dan omarmt ons een wolk
en voert ons
de eeuwigheid binnen.
[Vertaling D.M. van Schendel-Labega]
| |
[pagina 182]
| |
Het liefdesgedicht relashon heeft als thema de geslachtsgemeenschap. De dichteres bouwt naar steeds abstracter beelden toe, waardoor de delicate inhoud goed tot zijn recht komt. Drie onderdelen laten zich onderscheiden; de geliefde (r 1, 2), wat zijn komst opwekt (r 3 t/m 6), wat ze beiden ervaren (r 7 t/m 9). Aanvankelijk gebruikt de dichteres concrete begrippen zoals kibrahachabomen en cactussen. De sterren beduiden het licht in de ogen. Sterren hebben de connotatie van de nacht. Daarna gebruikt Bennett wat minder concrete begrippen zoals kleuren en een metafysische wolk, die innerlijk, gevoelsmatig wordt ervaren. De beelden in de beginregels vertolken de mannelijkheid van de partner. De kibrahacha is een boom vol goudgele bloemen, die fungeert als symbool voor glanzende, mannelijke viriliteit. Vergelijk Frank Boois gedicht ‘Un anochi mi a soña’, waarin hij de kibrahacha met de vaderfiguur associëert. Het woord ‘kibra’ betekent ‘breken’ en ‘hacha’ is ‘bijl’. Je breekt je bijl kapot. Vader is keihard geworden. Ook de stekelige schijfcactus in ‘Relashon’ is een concreet object, dat verwijst naar een erachter schuilgaand begrip. De schijfcactus weet zich met zijn stekels goed te verdedigen tegen vraatzuchtige geiten. Die stekeligheid doet denken aan mannelijke weerbaarheid. De regels vijf en zes krijgen op tweeërlei wijze extra aandacht, enerzijds door de herhaling van het laatste woord in regel vijf, kòrá, aan het begin van de volgende regel, anderzijds door de antithese, die indirect in de woorden rood en blauw aanwezig is. Blauw heeft de connotatie van afstandelijk, koud. Rood is daarentegen indringend, warm. Hier staat de omgekeerde herhaling, de stijlfiguur van de chiasme. We hebben hier een combinatie van leven en dood. Een en ander suggereert beweging en vervoering met een climax. ‘Relashon’ is een voorbeeld van een vrij vers geschreven in de gewone spreektaal. In zijn eenvoud is het een mooi gedicht. Achter de tekst gaat een rijke inhoud schuil. Jammer, dat de slotregel wat banaal is. | |
[pagina 183]
| |
2. Nydia Ecurynydia maria enrica ecury werd op 2 februari 1926 op Aruba geboren uit een donkere vader en een blanke moeder. Op haar dertigste is zij op Curaçao gaan wonen. Ecury is gescheiden en moeder van twee kinderen. Aan de Nilda Pinto school gaf zij lessen in het Engels en Papiaments. Daarna is zij gedetacheerd bij het Departement voor Onderwijs. Als mede-oprichtster van de toneelgroep Thalia heeft Ecury geregisseerd, toneel gespeeld en enkele buitenlandse blijspelen bewerkt. Ook leidde zij een toneelgroep van kinderen tussen zes en twaalf jaar. Als cabaretière trok zij met haar ‘one woman show’, ‘Luna di papel’, papieren maan, volle zalen. Van Nydia Ecury zijn vier poëziebundels uitgekomen. In 1972 verscheen ‘Tres Rosea’, drie ademtochten, die samen met Mila Palm en Sonia Garmers is geschreven. Het boekje gaat over alledaagse onderwerpen zoals kinderen, kindermeisjes en vriendschap. Meer diepgang heeft het gedicht ‘Sekura’, droogte, dat illusies en dood als thema's heeft. In februari 1976 publiceerde zij de bundel ‘Bos di sanger’, stem van het bloed. De dichteres is zich bewust geworden van haar veelzijdige afstamming. In 1978 publiceerde zij haar derde poëziebundel ‘Na mi kurason mará’, aan mijn hart verknocht, en in 1984 een vierde bundel onder de titel ‘Kantika pa mama tera’ ofwel ‘Song for mother earth’ met een Engelse vertaling naast de Papiamentstalige tekst. | |
[pagina 184]
| |
Sekura
Ata 'wó
m'a keda so
maner' un mata
ku su raiz
kobá, ranká
ta seka
warda morto
Den mi kabei
para preto
di ultratumba
a sinta traha neshi
pa nan fika
Dje yobida di antaño
ay, un keda ni un gota
pa alivia e gran sekura
den mi alma
Ata 'wó
e mata skur y seku
ku ta mi mes
ta persiguimi
henter dia
y den mi soño
para preto
ku nan gritonan
salvahe
ta koba, ranka, piki
den dje tiki
ku a resta
di mu kurazon
kibrá...
| |
[pagina 185]
| |
Droogte
Kijk, hier sta ik dan,
alleen,
als een plant
met uitgegraven, uitgetrokken
wortels
uit te drogen,
wachtend op de dood.
In mijn haren
hebben zwarte vogels
van gene zijde van het graf
zich een nest gebouwd
om te overnachten.
Van de regen van weleer,
ach, daarvan rest geen druppel
om de grote droogte
in mijn ziel te lessen.
Kijk, hier sta ik dan:
die donkere, dorre plant
die ik zelf ben
vervolgt mij
de hele dag door,
en in mijn dromen
graven, trekken, plukken
zwarte vogels
met hun woeste kreten
in dat kleine beetje,
dat nog is gebleven
van mijn gebroken
hart...
[Vertaling D.M. van Schendel-Labega]
| |
[pagina 186]
| |
Rekuerdo
Mi ta korda tempu di aña
ku solo su sombra djatardi ta largu
i souchinan ta bula pasa
desesperá
kasi raska tera
buskando kiko
Djo sa
Mi ta korda tempu di aña
ku Kuaresma ta den
i mucha bon mucha
n' ta kome ni un mangel
ni un snup
i biento ta supla
manera chapara
riba lomba di tur mata ku tin
Mi ta korda tempu di aña
ku awa ta yobe
enbes di bai skol
nos ta para b'ei het sapatiá
Ranchero kañá
ta bringa ku otro
pa djis despues hasi bon
tumando mas beter ainda
bashando kansion
na Spañó
Mi ta korda tempu di aña
ku kosecha ta den
nan buriku mará
na porta di tienda
| |
[pagina 187]
| |
Herinnering
Ik herinner mij de tijd van het jaar
wanneer de middagschaduw van de zon lang is
en zwaluwen voorbijvliegen,
wanhopig,
bijna de grond rakend,
zoekend naar
God weet wat.
Ik herinner mij de tijd van het jaar
wanneer het Vasten is
en lieve kinderen
geen zuurtje
of snoepje eten
en de wind
als een gesel waait
over de ruggen van alle planten die er zijn.
Ik herinner mij de tijd van het jaar
wanneer het regent,
in plaats van naar school te gaan
staan wij onder de dakgoot te trappelen,
aangeschoten Rancho-bewoners
vechten met elkaar,
om het eventjes later weer goed te maken,
terwijl zij dan nog meer borrels nemende
liedjes in het Spaans
staan uit te kramen.
Ik herinner mij de tijd van het jaar
wanneer de oogst binnen is.
Met hun ezels vastgebonden
aan de poort van het winkeltje
| |
[pagina 188]
| |
komadernan di Tanki Lender
i di Nòrt
ta ofrese pampuna
bonchi ku pinda
i maíshi di rabu
pa traha pan batí
riba kasuela
na fogón
Mi ta korda tempu di aña
ku tin alabansa pa Mama Maria
ainda mi boka ta purba
aroma di sensia
i mi ta sinti
kon bas di e orgel
ta lora, ta bini
te boltu
nèt den mi pechu
Mi ta korda tempu
ku aña t'ei kaba
i Marichi, mi wela
ta trese foi tienda
ròl di sèn pretu
i bòter di ròm
pa gradisi mei anochi
dandé
pa kantika bunita
i tur bon deseo
Mi ta korda...
Te dia ku sombra di solo
di mi bida
ta largu
lo mi sigui korda
| |
[pagina 189]
| |
bieden de commères van Tanki Leendert
en van Noort
boontjes en
pinda's te koop
maïs aan de stengel
om broodjes van te maken
op de braadplaat
in de oven.
Ik herinner mij de tijd van het jaar
wanneer er lof wordt gezongen voor Moeder Maria.
Nog proeft mijn mond
de geur van wierook
en voel ik
hoe de bas van het orgel
weergalmt en dan precies
tegen mijn borst terecht komt
en zelfs weerkaatst.
Ik herinner mij de tijd
wanneer het jaar teneinde loopt
en Marichi, mijn grootmoeder,
vanuit de winkel
rollen munten van een cent meeneemt
en flessen rum
om te middernacht
de dandézangers te bedanken
voor de mooie liedjes
en alle goede wensen.
Ik herinner mij...
Tot aan de dag dat de schaduw
van mijn levenszon
lang is,
zal ik blijvend de herinnering koesteren
| |
[pagina 190]
| |
tur tempu di aña
di 'Ruba!
Pa Shon Kita Scholten (r.i.p.)
bondad en pasta
| |
[pagina 191]
| |
aan alle jaargetijden
van Aruba.
Opgedragen aan Mevrouw Kita Scholten (r.i.p.),
de goedheid zelve.
[Vertaling: D.M. van Schendel-Labega]
| |
[pagina 192]
| |
Destino
Den añanan di flor
m'a soña ku bo
hòmber pretu
orguyoso
sin bèrguensa
pa bo mes koló,
sin doló
di sklabitut
ta huña
den bo pechu mas
Fo'i bo forsa
i bo fé
lo m'a saka
inspirashon
pa bira
mes muhé
ku Mama Afrika
Den añanan di flor
m'a warda riba bo
ku makutu yen
di mango
ku tamarein
Awó, katuna
a kuminsa
ta tapa mi kabes,
ilushonnan kasi tur
ta derá
[Lees verder op de volgende even pagina]
| |
[pagina 193]
| |
Noodlot
In mijn jaren van bloei
heb ik van je gedroomd
trotse
zwarte man,
zonder schaamte
voor je eigen huidkleur
zonder de pijn
van de slavernij
nog als wonde
in je borst.
Uit je kracht
en je geloof
zou ik inspiratie
hebben geput
om evenzeer
vrouw te worden
als Moeder Afrika.
In mijn jaren van bloei
heb ik op je gewacht
met manden vol
mango's
en tamarindes.
Nu mijn haar
begint te lijken
op wit katoen,
zijn mijn illusies
bijna alle begraven.
[Lees verder op de volgende oneven pagina]
| |
[pagina 194]
| |
Ma kisas
aki un shen añ'asina
nos spiritu
lo por topa 'nochi
bou di un pal'i indju
den un sabana grandi
luna kla
Kisas kaminda
sanger di katibu
a yeg'i drama
nos lo tene man
i logra na penetra
e pakiko
di nos destino
separá
| |
[pagina 195]
| |
Maar mogelijk
over zo'n honderd jaar
zullen onze zielen
elkaar in de nacht ontmoeten
onder een indju boom
in een groot open veld
bij helder maanlicht.
Mogelijk zullen wij daar
op de plek waar eens
slavenbloed werd vergoten,
hand in hand staan
en zullen wij erin slagen
een verklaring te vinden
voor het waarom
van onze levensbestemming,
gescheiden van elkaar.
[Vertaling: D.M. van Schendel-Labega]
| |
[pagina 196]
| |
Bos di sanger
Den mi soño
spiritu di mi wela
ta supla den mi orea:
‘Bo sanger ta mas diki
5[regelnummer]
ku di tur...’
i den anochi skur
mi ta hañami ta karga
fligí ku un soledat intenso
e Tumba inmenso
10[regelnummer]
di tur mi antepasadonan
Bos di sanger
papia kla
Ki tur e kosnan aki
ta nifika?
15[regelnummer]
Boso tin pa mi
un tarea
un mishón wardá?
T'ami ta Eslabon
ku mesté sigui uni
20[regelnummer]
Generashon?
T'ami tin di mantene
un Tradishon
k'a origina
den selvanan di Afrika
25[regelnummer]
o nasí foi den mondongo
di sabana
na Bushiribana?
[Lees verder op de volgende even pagina]
| |
[pagina 197]
| |
Stem van het bloed
In mijn droom
fluistert de geest
van mijn grootmoeder in mijn oor:
‘Jouw bloed is dikker
dan dat van de rest...’
en in de donkere nacht
voel ik mij bedolven,
triest, onder onmetelijke eenzaamheid,
het enorme Graf
van al mijn voorouders.
Stem van het bloed,
spreek toch duidelijk.
Wat heeft dit alles
te betekenen?
Hebben jullie voor mij
een taak, een opdracht,
in de schoot?
Ben ik soms de schakel
die de geslachten
moet verbinden?
Moet ik soms
voortzetten
wat begonnen is
in de wouden van zwart Afrika
of is ontsproten aan het intieme
van de savanne
van Bushiribana?
[Lees verder op de volgende oneven pagina]
| |
[pagina 198]
| |
Ta mi sanger Alemán
ta yora
30[regelnummer]
morto di mi ruman
o ta e indomitabel Israel
den mi
ta kanta melodía
di David?
35[regelnummer]
Bos di sanger,
papia kla
Mi n' ta dotá
ku profundidat
pa interpretá
40[regelnummer]
parábola
Sinembargo,
den tur sinseridat
me ke kumpli
ku bo enkargo
45[regelnummer]
Bos di sanger,
papia!
Papia kla!
| |
[pagina 199]
| |
Is het mijn Duits bloed
dat thans weent
om de dood van mijn broer
of is het ontembaar Israel
in mij
dat het lied van David
zingt?
Stem van mijn bloed,
spreek toch duidelijk
Ik ben niet begiftigd
met diepgang
om parabelen
te kunnen verklaren.
Niettemin,
wil ik
in alle oprechtheid
je opdracht volbrengen.
Stem van mijn bloed,
spreek!
Spreek toch duidelijk!
[Vertaling: Luis H. Daal]
| |
[pagina 200]
| |
Tètèchi
Tètèchi,
mi yayachiGa naar voetnoot1
alma noble
k'a guiami,
5[regelnummer]
mi tin
gan'i haña
sa
den bo
simpleza
10[regelnummer]
ki te kos
k'a inspirabo
na duna
tanto
di bo mes.
15[regelnummer]
Tètèchi,
mi yayachi,
mama pretu
k'a stimami
bo amor
20[regelnummer]
ta retorná,
tende?
| |
[pagina 201]
| |
Tètèchi
Tètèchi,
mijn yayachi,
edele ziel
die mij leidde,
ik zou
willen
weten
wat jou
in je eenvoud
heeft bewogen
zoveel
te geven
van jezelf.
Tètèchi,
mijn yayachi,
zwarte moeder
die mij liefhad,
je liefde
vloeit naar je terug
hoor je?
[Vertaling: Igma M.G. van Putte-De Windt]
| |
[pagina 202]
| |
De schrijfster vraagt zich in bos di sanger, ‘Stem van het bloed’ af, welke opdracht de voorouders voor haar hebben. Dit thema werkt zij uit in twee onderdelen, de droom in de eerste strofe en de aanroeping in de rest van het gedicht. De dichteres beziet het leven door de bril van de dood, het heden door die van het verleden, de werkelijkheid door die van de droom. Het motief, de invloed en terugkeer van het verleden, komt het sterkst naar voren waar de elegicus spreekt in de regels zes tot en met elf. Het fraaie effect hiervan gaat teniet door de storende clichés ‘anochi skur’, ‘donkere nacht’ en ‘soledat intenso’, ‘onmetelijke eenzaamheid’. Ook de puntjes achter ‘tur’ in regel vijf zijn storend. | |
De aanroepingIn het tweede onderdeel personifieert de dichteres de stem van het bloed, wat meer effect sorteert. Ook probeert zij in de derde strofe extra nadruk te leggen op de woorden ‘Eslabon’ en ‘Generashon’ door Schakel en Geslachten met een hoofdletter te schrijven. Dit geldt ook voor ‘Tradishon’ in de strofe daarop. Geslachten en traditie staan centraal in de cultuur van een volk. Ecury ziet de consequenties daarvan voor zichzelf onder ogen. Dit is de boodschap van ‘Bos di sanger’. De stem in de elfde versregel symboliseert de voorvaderen. Dit bekrachtigt de dichteres in de regels vijftien tot en met achttien, waarin de tegenstelling tussen talloze doden, jullie, en één levende, haarzelf. Vreemd genoeg hanteert zij in regel 15 ‘boso’, ‘jullie’ en in regel 44 ‘bo’, ‘je’ voor wat de stem van het bloed bij haar oproept. De aanroeping slaat in de strofen vier en vijf op de geografische oorsprong van de traditie. Ecury vraagt zich af waar haar wortels liggen. Zij benadert dit proces van bewustwording vanuit haar eigen persoon, los van de maatschappij, maar niet los van haar familie voor wie ze wellicht een taak heeft. Overigens voegt de vertaler met ‘zwart Afrika’ in regel 24 nog een cliché toe. De regels 28 tot en met 30 bevatten een toespeling op gebeurtenissen uit de geschiedenis, de Tweede Wereldoorlog. Waarschijnlijk denkt de dichteres daarbij aan de in Nederland gefusilleerde verzetsstrijder Segundo Jorge Adelberto Ecury, die van Arubaanse afkomst was. Het boeiende van dit gedicht zit in de vele erflijnen. Ecury is waarschijnlijk iemand, die veel tegenstrijdigheden in zichzelf voelt. Ze blijkt nogal onzeker. Er zit ook het ongeduld in van iemand, die een rol wil hebben, maar niet weet welke (r 16 t/m 23). De schrijfster voelt zich onbevredigd, | |
[pagina 203]
| |
wat blijkt uit de vragen, die telkens gesteld worden. Er zit ook iets in van tekort schieten, niet verder kunnen. Ze heeft een opdracht, die ze niet begrijpt (r 38 t/m 41).
Het gedicht tètèchi is ontleend aan de bundel Tres rosea. Samen met de gedichten ‘Frèn’, ‘Karidat’ en ‘Pai su yu’ past Tètèchi goed in de sfeer van het nadien uitgekomen ‘Bos di sanger’. Frèn is een meisjesnaam. De beide andere titels zijn te vertalen met liefdadigheid en pappie's kind. In Tres rosea beschrijft Ecury voorvallen uit het dagelijks leven rond de familiekring. Ze belicht soms op indringende wijze het contact met medemensen. Een kindermeisje als onderwerp van een gedicht vraagt om eenvoud in overeenstemming met de sfeer van het gedicht. ‘Tètèchi’ bevat korte regels, simpele woorden, herhalingen en weinig adjectieven. Het thema is universeel; het ontvangen en geven van liefde. De beeldspraak ‘alma noble’ in regel 3 kan bogen op een zekere traditie en is om die reden weinig origineel, alhoewel het woord ‘ziel’ in dit gedicht essentieel is. De liefde van het kindermeisje fungeert als voedsel voor de ziel van de dichteres. In de regel 16 en 17 spreekt Ecury van de zwarte moeder in tegenstelling tot de echte blanke moeder. In de regels 3, 4, 17 en 18 komt het edele en liefdevolle van de zwarte moeder naar voren. In dit gedicht spreekt Ecury over een liefde, die over de grens van de dood heengaat, een sterke vorm van liefde. Tètèchi moet wel zijn overleden, want anders zou je haar gewoon opzoeken. Bovendien gebruikt de dichteres in genoemde regels de verleden tijd. Ook Henry Habibe noemt zijn kindermeisje in het gedicht ‘Papia Patua?’, dat eveneens in dit boek is opgenomen. Zijn thema is echter niet het eenvoudige kindermeisje. Het woord ‘patua’ in de Papiamentstalige titel is een vertaling van het Franstalige ‘patois’, dat dialect betekent. Habibe wil het ‘dushi papiamentu’ niet gelijkschakelen met plat praten maar met een volwaardige taal. Ook bij deze dichter is er een proces van bewustwording van ‘mi lenga su lombrishi’, ‘de navelstreng van mijn taal’. ‘Papia Patua?’ is meer georiënteerd op het volk, waarvan de taal gemeengoed is. Qua vorm is Henry's gedicht gecompliceerder dan ‘Tètèchi’, zie bijvoorbeeld de uitvoerig uitgewerkte metafoor over de roos. Nydia Ecury wil ook liefde aan het kindermeisje geven. Dat werpt een aardig, persoonlijk licht op de dichteres. Hier blijkt de grote rol van het kindermeisje in haar opvoeding. Dit maakt de parallel met Habibe duidelijk. Het gaat niet alleen om het kindermeisje, maar op bedekte wijze ook over de taal. De regels drie en vier (Alma noble/k'a guiami) duiden erop dat er | |
[pagina 204]
| |
Papiaments gesproken werd, omdat anders de dichteres zich nooit door het kindermeisje had kunnen laten leiden. Het woord ziel slaat ook op de taal als ziel van het volk. De yaya brengt iets van de ziel van het volk mee. Dát is de diepere thematiek van het gedicht. | |
[pagina 205]
| |
3. Ireno Ricardo KockDe dichter ireno ricardo kock werd 20 oktober 1948 op Aruba geboren. Zijn gedichten gaan over de natuur, de mens en de schepper. Hij behoort tot de Arubaanse talenten van de jaren zeventig, die mede hun stempel hebben gedrukt op het Papiamentstalige culturele tijdschrift Brindis. | |
[pagina 206]
| |
Esey ta mi isla
Palo di divi-divi, ku ta
bira lomba i tapa kara
pa byento ku sota di faha,
flornan di anglo ku ta
parse bisa: ata mi ki,
ami ta esun di mas bunita
den tur bow di e solo aki,
lagadishi ariba pyedra skèrpi,
sin nada di hasi ku warda solo
pasa riba su kabes pa despwes
kore skonde bow di pyedranan,
kwihinan, kansá di krese
den un direkshon, ta dobla
kabes pa tera i tapa su mes
un sombra ku e punta di su
dédenan seko sin yobida,
esey ta mi isla den solo,
kanto di laman, riba kwal
naturalesa ta sigi biba
sin prekupa su mes, ko lo
ke ta susede rònt di dje.
| |
[pagina 207]
| |
Zo is mijn eiland
Dividiviboom, die zich omdraait
en zich het gezicht toedekt
tegen wind met geselslagen,
Anglo bloemen, die
schijnen te zeggen: hier ben ik
ik ben de mooiste
van allen onder de zon hier,
een hagedis bovenop kantige steen
hoeft alleen maar op de zon te wachten
blijft er bovenop zitten om daarna
onder de stenen weg te schieten,
Kwihi's, vermoeid van het groeien
in één richting, buigen
het hoofd naar de aarde en dekken
hun eigen schaduw met de punt
van hun droge vingers zonder regen,
dat is mijn eiland in de zon,
zang van de zee, waarbij
de natuur verder leeft
zonder zich zorgen te maken
over wat er rond haar gebeurt.
| |
[pagina 208]
| |
Ora awa yobe
Anochi awa a yobe;
mi a mira
kon e aw' a sali for di nada,
traha rib'e glas di mi bentana
5[regelnummer]
un luna grandi
i mas ku mil strea
riba e pretu di kaminda.
I ora friw di e awaseru
a drenta den mi kamber,
10[regelnummer]
m'a sinti mas ku nunka bo falta.
Mi no sa pakiko,
pero kada biaha
ku awa yobe den anochi
mi ta sinti bo falta.
15[regelnummer]
Kada biaha.
| |
[pagina 209]
| |
Als het regent
Vannacht heeft het geregend.
Ik zag
hoe het water uit het niets verscheen,
op mijn vensterruit
een volle maan toverde
en meer dan duizend sterren
op het zwarte wegdek.
En toen de regenkoude
mijn kamer binnendrong,
miste ik je meer dan ooit.
Ik weet niet hoe het komt,
maar elke keer
dat het regent in de nacht,
mis ik je weer.
Elke keer.
[Vertaling: Igma M.G. van Putte-De Windt]
| |
[pagina 210]
| |
In de eerste negen regels observeert Kock de effecten van een nachtelijke regenval. Vervolgens geeft hij op direct lyrische wijze uiting aan zijn gevoelens. We hebben hier een mengeling van natuur- en minnelied. Regen symboliseert, zeker op een droog eiland als Aruba, het leven. Doordat die regen uit het niets opduikt (r 3) roept de dichter een geheimzinnige sfeer op. Bij de beeldspraak ‘volle maan’ en ‘duizend sterren’ in de regels vijf en zes gaat het niet om hemellichamen maar om lichteffecten. Het zwart van de weg contrasteert met het gereflecteerde licht, waardoor de regels vijf tot en met zeven extra reliëf krijgen. De dichter schildert de illusoire wereld van de tijdelijk op de ruit getoverde maan. De regels acht tot en met tien vormen de overgang naar het tweede gedeelte van het gedicht, waarin Kock uiting geeft aan zijn gevoelens. De woorden ‘raam’ (r 4) en ‘mijn kamer’ (r 9) geven een sfeer van intimiteit. De dichter observeert de regen vanuit de geborgenheid van zijn eigen kamer. In ‘Ora awa yobe’ brengt Ireno Kock een concrete regenbui in verband met zijn eigen gevoelswereld. Hij doet dat enerzijds door een intieme, geheimzinnige sfeer op te roepen, anderzijds door te spreken over een gevoel van gemis. Op de gevoelens van eenzaamheid in het tweede gedeelte preluderen de woorden ‘vannacht’ (r 1) en ‘zwart’ (r 7). Beide hebben de bijbetekenis van dood en verkilling. Zoals vaak in poëzie komt het cyclische naar voren, in dit geval van verleden tot heden en impliciet de toekomst, elke keer wanneer het weer regent. De binnendringende regenkoude loopt parallel met de kilte van iemands afwezigheid in regel tien. De realiteit van verfrissende regen contrasteert met de diepgaande werkelijkheid van innerlijke kilte. De eenheid in ‘Ora awa yobe’ smeedt de dichter door de twee keer voorkomende woordjes ‘mijn’ en ‘je’. Zijn indrukken van de regen projecteert hij op een geliefde. De thematiek van de eenzaamheid komt vanuit natuurbeelden naar voren. Eenzelfde procedé hanteert Nena Bennett in ‘Soledat’ dat opgenomen is in dit hoofdstuk. Water brengt vruchtbaarheid. De afwezige persoon is het water voor de dichter. Hij staat letterlijk en figuurlijk op een droogje! Kock heeft kans gezien om van een banaal gegeven toch een boeiend gedicht te maken. | |
[pagina 211]
| |
4. Robertico Rosendo CroesDe dichter robertico rosendo croes staat bekend als Tico. Shon Tico werd op 28 november 1955 geboren. Aan het Colegio Arubano behaalde hij het vwo-diploma. Het vak Spaans kreeg hij door Henry Habibe gedoceerd. Dit maakt plausibel, dat Tico op een ontvankelijke leeftijd kennis nam van diens ideeën omtrent bewustwording. In Tico's poëzie komen gedachten voor, analoog aan die van Habibe. In het maandblad Amistad van mei 1976 is een interview met Roberto Rosendo Croes opgenomen. Dankzij een Landbeurs kon hij politicologie gaan studeren aan de universiteit te Bogotá, Colombia, waar het interview is afgenomen. In het vraaggesprek vertelt Tico, dat hij in zijn vrije tijd veel leest. ‘Soms ga ik uit, vooral 's ochtends. Ik ga naar het centrum, omdat ik ervan houd om de mensen gade te slaan.’ Deze karaktertrek is kenmerkend voor zijn dichtkunst. Zijn bundel Alma sangra, ‘bloedende ziel’, getuigt van de lust tot observeren. De bundel is in 1978 uitgebracht onder de schuilnaam Tikoli. Ook publiceerde hij losse gedichten, waarvan er twee zijn opgenomen in Cosecho Arubiano, een in 1983 uitgekomen anthologie. Iets van het centrale thema van Alma sangra komt reeds in het eerste onderdeel naar voren. Nos tin/mesun fin/una bida miho/den un mundo miho/ku ta liber. We hebben/hetzelfde doel voor ogen/ een beter leven/in een betere wereld/die vrij is. Op bladzijde negentien van Alma sangra schrijft hij: b'a mata nos mama/nos tata/i nos identidat. Je hebt onze moeder/onze vader/en onze identiteit omgebracht. Het is duidelijk, dat me ‘je’ de slavenhouder van weleer is bedoeld. De afstammelingen van de slaven hebben ten onrechte nog steeds het gevoel ‘minder’ te zijn en hebben zich niet kunnen losmaken van het verleden. | |
[pagina 212]
| |
Alma sangra - (vierde fragment)
lew
m'a tende
sklamashon
djun piedra tirá
5[regelnummer]
dal mi lomba.
ta stranjo
ku no ta fei
mi boka
ni mi garganta
10[regelnummer]
ela sali.
lew
m'a tende
sklamashon,
un sklamashon
15[regelnummer]
ku no ta di mi.
m'a busk'e man
pero mi bista
a dal den nubia
skur skur
20[regelnummer]
i solo
a bai hunga
kak'i skonde.
lew
m'a tende
25[regelnummer]
sklamashon.
awó mi bin bei
ta sklamashon
di mi pueblo
ku no por hanja
30[regelnummer]
e piedra
wardá den museo
di nos alma.
| |
[pagina 213]
| |
Bloedende ziel - (vierde fragment)
In de verte
hoorde ik
de uitroep
van een geworpen steen
tegen mijn rug klappen.
Het vreemde is
dat die uitroep
niet uit mijn mond
noch uit mijn keel
is voortgekomen.
In de verte
hoorde ik
uitroepen,
kreten
die niet van mij komen.
Ik heb gezocht
naar de hand
maar mijn blik
trof diep donkere wolken
en de zon...
die was verstoppertje
gaan spelen.
In de verte
hoorde ik
uitroepen.
Nu pas besef ik,
dat dat het geroep is
van mijn volk,
dat vruchteloos zoekt
naar de steen
die bewaard ligt
in het museum
van onze ziel.
| |
[pagina 214]
| |
De totale bundel alma sangra bevat 48 afgebakende teksten. In de meeste gevallen zijn de pagina's niet helemaal vol beschreven. Daarmee is duidelijk, dat het op zichzelf staande delen binnen het geheel zijn. Het geanalyseerde vierde fragment kan niet goed worden verstaan zonder éérst kennis te nemen van de voorafgaande passage. Daarin deelt de dichter het volgende mee: Ajera/tempran m'a biaha/pa tera/di njun hende. Gisteren/ben ik afgereisd/naar/het niemandsland. Hiermee verwijst Tikoli naar de geschiedenis. Hij zweet het slavenzweet van driehonderd jaar uit, vermeldt hij ergens in de bundel. Met geschiedenis heeft ook het museum van (r 31 te maken. Het fragment uit Alma sangra is opgebouwd uit drie strofen, telkens beginnende met ‘lew/m'a tende/sklamashon’. Om rijmen bekommert de dichter zich weinig. We hebben te maken met een blank vers. Tikoli observeert bepaalde gevoelens binnen zichzelf en werkt die uit. ‘Ver weg/hoorde ik/de uitroep’. Door de herhaling vestigt hij hierop extra aandacht. Het woord ‘uitroep’ komt vijf keer in het fragment voor. Dit is het belangrijkste thema. Tikoli werkt het thema in drie stappen uit. Eerst praat hij over de oorzaak van de uitroep, daarna identificeert hij zich met de uitroep. Tenslotte blijkt wie de uitroep gedaan heeft. | |
De uitroepDe geworpen steen doet denken aan de steen des aanstoots. Niet de steen zelf, maar de weerklank ervan slaat de schrijver tegen de rug. Hier is sprake van een stijlfiguur, waarbij een abstractie, een uitroep, als een levend wezen kan slaan. Het gaat hier om bewustwording. Typerend is het verraderlijke, het van achteren toeslaan van de feiten (uit de geschiedenis). Het sleutelwoord in de bundel is de eigen identiteit. Die wil Tikoli in zichzelf terugvinden. Dit is dezelfde thematiek als die van de bundel Keho na kaminda van Frank Booi. Ook Henry Habibe roept op tot bewustwording in gedichten als ‘Mi koló?’ en ‘Lanta para, watapana’. Tikoli heeft met Frank Booi en Henry Habibe gemeen, dat hij zijn volk gebrek aan gevoel voor eigenwaarde verwijt. Op pagina negen schrijft hij: Wat is het droevig/om aan te zien/hoe wij onze rechten/verkopen/voor een stuiver/zoals de hoeren/uit de geschiedenis. Tikoli verschilt van Booi en Habibe doordat er in Alma sangra nergens sprake is van kritiek op de maatschappij. De bundel Alma sangra telt 41 pagina's met overwegend korte regels van twee tot vier woorden. Twee karakteristieken komen sterk naar voren: het observerende en het beschouwende. Het woord ‘wowo’, ‘oog’ komt ne- | |
[pagina 215]
| |
genentwintig keer in de bundel voor. Ook het werkwoord ‘mira’, ‘kijken’, is vaak gebruikt. Op pagina elf formuleert Tikoli het observerende op scherpe wijze met de synesthesie ‘Mi ta wak ront/ku nanishi kachó’. Ik kijk om me heen/met de neus van een hond. |