De navelstreng van mijn taal. Poesía bibo di Aruba / Levende poëzie van Aruba
(1992)–Anton Claassen– Auteursrechtelijk beschermdtweetalige bloemlezing uit het werk van dertien dichters
[pagina 145]
| |||||||||||||
VI Maandblad Kontakto Antiano F. Booi en M. Dijkhoff1. Frank BooiDe dichter a.j. frank booi werd geboren op 27 januari 1947. Zijn familie van Bonaireaanse afkomst bezat op Aruba een bloemenzaak. Booi ging in Nederland studeren. In die periode publiceerde hij poëzie in Kontakto Antiano. Weer terug op Aruba was hij als leraar Nederlands verbonden aan het Colegio Arubano. Hij was mede-auteur van de bloemlezing Mañan, ‘morgen’ van zes schrijvers en van ‘Cosecha Arubiano’, ‘Arubaanse oogst’, in oktober 1983 uitgekomen op Aruba. In het Antilliaanse maandblad Kontakto Antiano heeft Frank Booi onder andere vier gedichten gepubliceerd, waarin het centrale thema van zijn poëzie naar voren komt. In de editie van maart 1971 verscheen ‘Ta pakiko anto’, te vertalen met ‘moet dat nou’. Daarin stelt hij de zwarte en de blanke man tegenover elkaar. De maand daarop publiceerde hij in dit maandblad Bisami antó, ‘zeg me dan’ waarin hij verder borduurt op het lot van gekleurde mensen. In november 1971 verscheen van hem in genoemd blad ‘Deskubri herensia’, ‘ik ontdek mijn afkomst’. Booi beschrijft hier een proces van bewustwording. De donkere wereld, die Booi de rug heeft toegekeerd, is feitelijk het meest wezenlijke van zijn bestaan. Het licht, dat de grot binnenvalt, symboliseert de waarheid, die hem zijn eigen identiteit doet ontdekken. In Kontakto Antiano van januari 1972 publiceert hij ‘Buska bo kaminda’, ‘zoek je eigen weg’. Het is hem duidelijk geworden, dat hij de weg naar zijn eigen wieg moet terug vinden. Het is deze weg tot zelfbewustzijn, die als een rode draad door zijn gedichtenbundel van 1975, Keho na kaminda, loopt. In ‘keho’ vinden we het Portugese ‘queixar’, ‘klagen’ terug. Kaminda is afgeleid van het Portugese ‘caminho’, ‘weg’. Frank Booi klaagt en tegelijkertijd is hij op weg. Dus: klagend op weg. | |||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||
Deskubri herensia - (fragment)
M'a pidi mi refleho den spil
pordon p'e echo tristo
ku semper mi a biba
den un grota,
un kueba di egoismo
ku semper a buta tino
p'e lus di entrada
ku ta drama bin p'adén
lubida skuridat tras di mi lomba
lubida ku e mundo skur
ku mi no kera weta
t'un parti di mi mes!
| |||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||
Ik ontdek mijn afkomst - (fragment)
Ik heb mijn spiegelbeeld
vergeving gevraagd voor het feit
dat ik steeds heb geleefd
in een grot,
een spelonk van egoïsme
waar ik steeds uitkeek
op licht bij de ingang
dat binnen valt
mij de donkerte achter mij doet vergeten
vergeten dat de donkere wereld
die ik niet wil zien
een deel van mijzelf is!
| |||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||
Ta pakiko anto
Hòmbu pretu
ku bo djente di kadena
ta pakiko antó?
Stòp de blikia bo kutis
di karbon di felpa.
Laga di strika bo kabei di kuna.
Libertad asina
nunka lo bo haña!
Hòmbu blanku
ku bo bras'i karawachi
ta pakiko antó?
Stòp di engañá bo mes
ku chercha.
Lag'i laba man di inosensia
ku bo koló di broma.
Libertad nunka lo ta di bo só!
| |||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||
Moet dat nou
Zwarte man
met die ketting in je mond
moet dat nou?
Bleek toch je teint niet
dat houtskool van fluweel.
Ontkroes je haar niet.
Vrijheid zal dat je
nooit opleveren!
Blanke man
met die karwatsen aan je lijf
moet dat nou?
Hou jezelf niet langer voor de gek
met je sarcasme.
Was je handen niet langer in onschuld
met die huidkleur waar je prat op gaat.
Vrijheid zal nooit voor jou alleen zijn!
[Vertaling: Igma M.G. van Putte-de Windt]
| |||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||
Un anochi mi a soña
Un anochi mi a soña
ku mata a kum'sa kana
invadi mundo ku nan reis.
Tur lugá ku nan a para deskansá
a bira berdura pa kada be mas mondi.
Mata tur kaminda
den tur burako, palu
te nan a kum'sa enkarná ku hende.
Papai a bira kibrahachaGa naar voetnoot1
machi, kwihiGa naar voetnoot2 den su sombra
mi ruman hòmber tabak'i piskadóGa naar voetnoot3
esnan muhé, kayenaGa naar voetnoot4 di tur klase di koló.
Nan a perseguimi
te leu ayá den kabes di Yamanota.
Ey, bou di shelo kla
drumí riba un altá di yerba
nan a sinta parasitá den mi mondongo
tuma loke ta di nan
te ora ku mi karni a bira palu
i un krans di flor a dòrn'e yerba.
| |||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||
Ik droomde eens
Ik droomde eens
dat de planten gingen lopen
de wereld veroverden met hun wortels.
Waar ze gerust hadden
ontstonden vruchtbare plekken voor steeds meer bos.
Planten overal
in alle hoeken en gaten, bomen
die langzaam in mensen veranderden.
Vader werd een kibrahacha
moeder, de kwihi in zijn schaduw
mijn broer, de tabak'i piskadó
mijn zusjes, kayena's in alle denkbare kleuren.
Ze achtervolgden mij
tot hoog bovenop de Yamanota.
Daar, onder de heldere hemel
legden ze me neer op een altaar van gras
deden zich tegoed aan mijn ingewanden
namen wat van hen was
tot mijn vlees veranderde in hout
een bloemenkrans sierde het gras.
[Vertaling: Igma M.G. van Putte-de Windt]
| |||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||
G.A.S.
Kada be mi mira
palabra blanko
wayangá nan peso
bou di hum'i sigaria
5[regelnummer]
nos seso bilengual
yora den su frustrashon,
mi ta maldishoná e gordita
ku un tempo mi a yeg'i adorá.
‘In den beginne was het woord
10[regelnummer]
en het woord was god...’
Asina nos engaño a kuminsá
di un dia pa otro
kabrito a bira Geit
makako a bira Aap
15[regelnummer]
i karné a bira Schaap
Gas pa nos seso
eliminashon di nos promé palabra
palabr'i lechi, palabr'i kurason
palabr'i bida, palabr'i mama
20[regelnummer]
palabr'i Genesis.
| |||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||
G.A.S.
Telkens als ik
blanke woorden
hun gewicht heupwiegen zie
onder sigarettenrook,
onze tweetalige hersenen
om hun frustratie huilen,
vervloek ik het dikkertje
dat ik ooit heb liefgehad.
‘In den beginne was het woord
en het woord was god...’
Zo is ons bedrog begonnen
van de ene dag op de andere
is kabrito, geit geworden,
makako, aap
en karné werd schaap.
Gas voor ons brein,
uitroeiing van ons eerste woord,
melkwoord, hartewoord,
levenswoord, moederwoord,
woord uit Genesis.
| |||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||
Aña 'den aña fo
Aña 'den aña fo
mi a kore den awasero
semper ora
sushidat a kontagia
5[regelnummer]
mi pensamento.
Aña 'den aña fo
mi a balia mi sehú
mi só
den e furu di mi p'aden.
10[regelnummer]
Aña 'den aña fo
mi a sakrifika un pida karni
semper ora
famianan a sinta chalalá redashi
pasó' mi n' ke hoga
15[regelnummer]
den e wowo di awa
ku ta lastrami den un remolino
di kustumbernan sin balor.
Aña 'den aña fo
mi a sigi muri den yobida
20[regelnummer]
i e semia di mi nasemento
den un mundo nobo kolektivo
a bin floria.
| |||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||
Jaar in, jaar uit
Jaar in, jaar uit
ren ik in de regen
steeds wanneer
vuil mijn gedachten
heeft bezoedeld.
Jaar in, jaar uit
heb ik mijn oogstfeest gedanst
moederziel alleen,
in de voering van mijn binnenste.
Jaar in, jaar uit
heb ik een stukje vlees geofferd
steeds wanneer
familieleden hebben zitten roddelen
omdat ik niet verdrinken wil
in de draaikolk
die mij meegesleurd heeft
in een maalstroom
van gewoonten, waardeloos.
Jaar in, jaar uit
ben ik blijven doodgaan in de regen
en het zaad van mijn geboorte
is gaan bloeien
in een nieuwe kollektieve wereld.
[Vertaling: Luis H. Daal]
| |||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||
Het gedicht G.A.S. slaat op de ervaringen van schoolkinderen in de eerste klas van het basisonderwijs. Van de ene dag op de andere veranderen de eigen Papiamentstalige woorden ‘kabrito’, ‘makako’ en ‘karné’ in geit, aap en schaap als equivalent van aap, noot, Mies. De ‘blanke’, Nederlandse woorden, betekenen een aantasting van het eigene, de identiteit van het kind. De dichter suggereert, dat de leerkracht de hersenen van de kinderen vergiftigt. Hij doet dit in de titel, in het gebruik van het woord sigarettenrook in regel 4 en ‘gas’ in regel 16. Het geschapene, de eigen taal en daarmee de cultuur, dreigen te worden uitgeroeid (r 17). Door het feit, dat ze in het Nederlands les krijgen, raken de Antillianen en Arubanen van hun oorsprong vervreemd. Kenmerkend voor het gedicht is de woordspeling in de titel, die kan worden gezien als een afkorting van geit, aap en schaap. Deze woordspeling wordt herhaald in de beklemmende beeldspraak van de regels 16 en 17. Booi hanteert dichterlijke beelden, zoals blanke woorden, heupwiegend gewicht, tweetalige hersenen en de vergelijking met Genesis. Qua vorm hebben we hier te doen met het vrije vers. In het boek Papiamentu, problems and possibilities, Walbrug Pers, 1983, wijdt Enrique Muller een artikel aan het belang van de eigen taal. Hij schrijft: ‘Confronting a child with a foreign language in Kindergarten through a foreign language program, is stating implicitly that the language experience the child takes to school from home is not important enough. This idea that an essential part of our being is unimportant is not limited to language only; it affects all aspects of our community life. Because of the way our country has developed we have not yet had the opportunity to feel really free. We have not developed the basic will to become independent, to build up our country with our own strength.’
Het gedicht aña 'den aña fo gaat over het geboorte-eiland van de dichter. Evenals de hiervoor in dit hoofdstuk genoemde gedichten maakt het deel uit van de bundel Keho na kaminda. De thematiek van de aantasting van de eigen identiteit, zoals in ‘G.A.S.’, is ook hier terug te vinden. De woorden ‘jaar in, jaar uit’ leiden vier onderdelen in: (1) bevuiling, (2) oogstdans, (3) roddel, (4) dood en leven. | |||||||||||||
BevuilingMet de herhaling van de titel in regel 1 en verderop beklemtoont de dichter steeds dezelfde kringetjes. Evenals in ‘G.A.S.’ voelt de dichter zich aangetast | |||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||
door bevuiling. Daarom laat hij zich schoonwassen door de verfrissende, tropische regen. Het beeld ‘in de regen rennen’ doet denken aan jonge kinderen met hun nog niet veloren spontaneïteit. | |||||||||||||
OogstdansDe spontaneïteit is weg, want de dichter voert blijkens regel 9 de oogstdans heimelijk uit. Van binnen voelt Frank Booi een rijkdom, die hij maar beter voor zichzelf kan houden. Die rijkdom heeft te maken met gebruiken van weleer, zoals het oogstfeest. Zulke gebruiken passen niet langer in het beeld dat de Arubanen van zichzelf hebben en wat Booi als verontreiniging ervaart. | |||||||||||||
RoddelFrank Booi ziet geen kans om gestalte te geven aan zijn eigen ‘waarde’ omdat zijn naaste omgeving, familie, die waarde met hun roddel naar beneden zou halen. Zo verdwijnt zijn spontaneïteit onder de zuiging van het conformisme, die hij in regel 15 vergelijkt met een draaikolk. In de kleine Arubaanse leefgemeenschap is de sociale controle natuurlijk groot. Booi uit een aanklacht tegen de bekrompen opvattingen van de Arubanen. | |||||||||||||
Dood en levenNa de inleidende herhaling ‘jaar in, jaar uit’ volgen de tegengestelde beelden van sterven en geboorte. Booi heeft naar een climax toegewerkt. Eerst kon hij nog onbezorgd in de regen rondrennen (r 2), meer serieus waren de oogstdans en het offer (r 7 en 11) en nog ernstiger is het sterven (r 19). In de regen blijven doodgaan heeft iets paradoxaals, omdat regen leven brengt. In de dichter sterft iets, maar het zaad, zijn poëzie, komt tot bloei. Met de nieuwe collectieve wereld doelt hij waarschijnlijk op het moderne Aruba met zijn vernederlandste normen.
Dit gedicht sluit aan bij Booi's hoofdthema, klagend op weg gaan naar meer gezonde opvattingen. Hij beschrijft hoe de eigen identiteit op Aruba teloor gaat door geroddel en invloeden van buiten. De gekoloniseerde heeft zich de opvattingen van de kolonisator eigen gemaakt en onderdrukt nu de afwijkingen van die norm op zijn eigen eiland. | |||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||
2. Mario DijkhoffDe letterkundige dijkhoff werd op 24 april 1950 geboren op Aruba in het buitendistrict Tanki Leendert. Thuis spraken ze Papiaments. Zijn vader was controleur bij de bestrijding van de muskiet, die gele koorts veroorzaakt. In zijn jeugd maakte Dijkhoff deel uit van de muziekgroep ‘Los Juvenilles’. Ze speelden ook in de dande, een tijdens de jaarwisseling huis aan huis gebrachte serenade. Eens speelden ze de dande bij Mario's ouderlijk huis, of vader Dijkhoff niet uit bed wilde komen om de stekende muskieten, de nachtelijke muzikanten, weg te jagen. Op het Colegio Arubano heeft Dijkhoff de havo doorlopen. Daarna gaat hij in Amsterdam Spaanse taal en letteren studeren, welke studie hij afrondt in het Westduitse Munster. Hij is getrouwd met een Duitse en heeft een zoontje. Van 1976 tot medio 1981 maakte Dijkhoff deel uit van de redactie van Kontakto Antiano. In dit politiek linkse tijdschrift publiceert hij gedichten. Het hierna geanalyseerde ‘Mi pueblo’ is onder de schuilnaam Mike verschenen in Kontakto Antiano van november/december 1977. Hij verzorgde in dit blad een rubriek onder de kop ‘Pensamento di un loko’, de gedachte van een dwaas. In 1976 verscheen van zijn hand de poëziebundel ‘Poesia te asta pa bo’, ‘poëzie, zelfs voor jou’. Een tweede deel verscheen het jaar daarop, waaruit een gedicht is opgenomen in dit hoofdstuk. Richard E. Wood van het Plymouth State College, University of New Hampshire, heeft aan beide bundels een recensie gewijd, die is opgenomen in World literature today. Met medewerking van Magalis Vos de Jesús publiceerde Dijkhoff in 1980 een Papiaments-Nederlands en Nederlands-Papiaments woordenboek bij de Walburg Pers. Raúl Römer schreef er een woord vooraf bij. Er waren wel woordenlijsten, zoals die van Ito Tromp in 1971, maar het woordenboek van Dijkhoff was het eerste volledige overzicht van het Papiaments. In zijn gedichten brengt Dijkhoff maatschappelijke misstanden naar voren. Zijn sociale bewogenheid blijkt overigens in ‘Mi pueblo’. | |||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||
E rebelde
Lo mi kier a konta bo
di djé,
e rebelde,
ku palabranan pisá
ku na mesun tempu
ta hari,
yora,
bringa,
sapatiá
i balia
riba ritmonan
di mitrayor
... pero en bano.
Su lucha
ku tabata
manera un blòk'i èis,
duru,
ku forma,
pero sin fundeshi,
a dirti,
plama
i somentá
na mesun tempu
ku mi kier konta bo
di djé,
e rebelde.
| |||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||
De rebel
Ik had je willen vertellen
over hem,
de rebel,
in gewichtige taal
die tevens
lacht,
huilt,
vecht,
stampvoet
en danst
op het ritme
van de mitrailleur
... maar helaas.
Zijn strijd,
gelijk
een ijsblok,
hard,
tastbaar,
maar zonder fundering,
smolt,
vloeide weg
en verdween
juist op het moment
dat ik je had willen vertellen
over hem,
de rebel.
[Vertaling: Igma M.G. van Putte-de Windt]
| |||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||
Mi pueblo
silensio
mi pueblo ta muriendo
mi pueblo
pa bo mi ta kanta mi kansion
5[regelnummer]
pa bo mi ta yora mi lágrima
i ta pa bo mi lo kier biba
silensio ta yobe
i biento
skondí trei lomb'i Yamanota
10[regelnummer]
silensio
mi tera ta muriendo
tera ku ta pari
batata dushi i bonchi berdè
maishi i milon
15[regelnummer]
biento skondí trei lomb'i Yamanota
i silensio
ta yobe
silensio
mi pueblo ta resa
20[regelnummer]
pa e kosnan ku a bai
i esunnan ku lo laga kai
mi pueblo
pa bo mi ta yora mi lágrima
| |||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||
Mijn volk
stilte!
mijn volk is stervende.
mijn volk:
voor jou zing ik mijn lied,
voor jou huil ik mijn tranen,
en voor jou zou ik willen leven.
het regent stilte
en wind verscholen
achter de Yamanota-helling.
stilte!
mijn land is stervende
land, waaruit
zoete aardappelen en groene bonen,
maïs en meloenen groeien,
waar de wind zich schuil houdt
achter de Yamanota-helling
en het stilte regent.
Stilte!
mijn volk bidt
voor de dingen die weg zijn
en die, die nog zullen gaan verdwijnen.
mijn volk:
voor jou huil ik mijn tranen,
| |||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||
pa bo mi ta kanta mi kansion
25[regelnummer]
i ta pa bo mi lo kier biba
silensio
mi pueblo silensio
ta biba
den dos
30[regelnummer]
i den tres mundo
ignorando
patia i pampuna
silensio ta yobe
i biento
35[regelnummer]
skondí trei lomb'i Yamanota
mi pueblo
pa bo mi ta kanta mi kansion
pa bo mi ta yora mi lágrima
pa bo mi ta kanta i yora
40[regelnummer]
mi pueblo silensio
manso
ku ta biba
den un mundo artifisial
i den esun di
45[regelnummer]
milon i maishi rabo
di riko i di pober
silensio
mi pueblo ta muriendo
di ignoransia i soledat
| |||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||
voor jou zing ik mijn lied
en voor jou wil ik leven
stilte!
mijn zwijgzame volk
leeft in twee
en in drie werelden, tegelijk,
niets wetend van
watermeloenen en pompoenen,
van regenende stilte
en van wind die zich schuil houdt
achter de Yamanota-helling.
mijn volk:
voor jou zing ik mijn lied,
voor jou huil ik mijn tranen,
voor jou zing en huil ik tegelijk.
voor mijn zwijgzame
lijdzame volk,
dat leeft
in een namaak-wereld
en in die andere van
meloenen en maïsstengels
van rijken en armen
stilte!
mijn volk is stervende
door onwetendheid en eenzaamheid.
[Vertaling: D.M. van Schendel-Labega]
| |||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||
Het gedicht mi pueblo telt liefst zeventien strofen van elk gemiddeld slechts drie regels. Opvallend is het parallellisme. De eerste tien regels komen min of meer ongewijzigd verderop terug. Zo'n overvloedige herhaling is een traditioneel idee. De bijbel staat er vol mee in de psalmen. Het gedicht krijgt er iets bezwerends door. Het genre is een elegie. Dijkhoff klaagt in zijn lied over het droevige lot van zijn volk, dat sterft. Vandaar de stilte, die hoort bij een sterfgeval. Het gaat om een afsterven van ‘oude’ waarden, zonder dat er nieuwe voor in de plaats komen en om verlies aan menselijkheid, doordat men uit elkaar groeit. Het thema van ‘Mi pueblo’ is het materialisme. Het gedicht bestrijkt drie perioden op Aruba, die van armoede en verbondenheid van voor de komst van de industrie circa 1930, het verloren gaan van bepaalde waarden bij toenemende welvaart (1930-1950), schijnwelvaart en geestelijke verarming sindsdien. De tijdvakken overlappen elkaar. Het Aruba van weleer is beschreven in de regels 7 tot en met 17. Daarna is er een mengeling van twee, drie werelden, waarin men tegelijkertijd leeft. | |||||||||||||
Het oude ArubaDijkhoff maakt de beginregels extra kernachtig door de rijmende woorden ‘silensio’, ‘pueblo’ en ‘muriendo’. Hij protesteert tegen de luidruchtigheid van de wereld en roept op tot stilte. In het begin van het gedicht, waarin hij zich persoonlijk tot zijn volk richt, zijn de tegenstellingen van sterven en leven, zingen en huilen verweven. Het sterven is figuurlijk bedoeld, want Dijkhoff denkt aan de maatschappij van weleer. In de stilte die het sterven omgeeft brengt hij zijn lied. Opmerkelijk is, dat de tekst geheel in de tegenwoordige tijd staat. Het is vooral een beschrijving van de huidige toestand. De dichter vlucht dus niet in het verleden. In de regels zeven tot en met zeventien bezingt hij het Aruba van voor 1930. De paradox ‘het regent stilte’ is een goed doordachte beeldspraak. Als het regent valt op het eiland de passaatwind meestal weg, zoals ook hier, waar de wind zich verstopt achter de heuvels. ‘Mijn land is stervende’ (r 11) is geen beeldspraak, maar een keiharde constatering. Deze opmerking slaat op de nagenoeg verdwenen agrarische sector. Wellicht onbewust noemt Dijkhoff een aantal watervruchten, meloen in regel 14, watermeloen en pompoen in regel 32 en nog eens meloen in regel 45. Water staat voor vruchtbaarheid en leven. Stilte en regen sluiten daar op aan. Het woord stilte is in deze context dualistisch, want het suggereert een geestelijk gezond klimaat, maar doet tevens aan een dodewake denken. | |||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||
Het nieuwe ArubaMet ‘mijn volk bidt’ (r 19), totum pro parte, het geheel voor een deel, begint het veranderingsproces. Men bidt om wat verloren ging en nog verloren zal gaan door het proces van industrialisatie. Dijkhoff doelt op de innerlijke stilte, die teloor gaat in de jachtige, moderne maatschappij. In de regels 27 tot en met 32 schetst de dichter de steeds wijdere generatiekloof. De grootouders wonen in de eerste wereld, de ouders in de tweede en de kinderen in de derde. Zo botsen opvattingen. Het woord wereld staat voor gedachtenwereld. Het volk is zwijgend en lijdzaam (r 40 en 41). De nieuwe technologieën komen van buiten. De wereld is gekunsteld, dus onnatuurlijk. De materiële welvaart vraagt zijn prijs, zoals bijvoorbeeld ook Nena Bennett in ‘Anja di turismo’ aangeeft. Ook dit gedicht is in deze studie opgenomen. De materiële rijkdom contrasteert met de geestelijke armoede (r 46). Dijkhoff brengt naar voren, dat zijn volk en land sterven, in casu veranderen. Hij doelt op de goeddeels verdwenen agrarische produktie, waaraan de jongste, derde, generatie zelfs de herinnering verloren heeft. De ouderen betreuren het feit, dat lokale groente- en fruitsoorten verdwenen zijn (r 19, 20). Herhaaldelijk wijst Dijkhoff op het aspect stilte. Dit kan duiden op bezinning en op een kwaliteit van het landelijke leven van weleer. Ook kan men nog denken aan de stilte rond de dood. Tenslotte worden in de regels 48 en 49 nogeens de consequenties van die veranderde wereld vermeld.
In geestelijk opzicht sterft het Arubaanse volk aan zijn onwetendheid omtrent de illusoire zegeningen van de nieuw verworven rijkdom. ‘mi pueblo ta muriendo/di ignoransia i soledat’. Daarmee besluit Mario het gedicht. Men is onwetend omtrent de verbondenheid van vroeger. In onze tijd viert eenzaamheid hoogtij. |