De navelstreng van mijn taal. Poesía bibo di Aruba / Levende poëzie van Aruba
(1992)–Anton Claassen– Auteursrechtelijk beschermdtweetalige bloemlezing uit het werk van dertien dichters
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||
V Culturele revue brindis Julio Madurosjon julio werd op 12 april 1924 geboren in Sero Preto bij San Nicolas, waar zijn ouders vanaf het begin van deze eeuw een winkel hadden. Ook bezat de familie Maduro aloëvelden en weidegronden. Julio ging op school in het dorpje Savaneta, dat een uur gaans van huis lag. In die jaren liet de familie Maduro met een zeilschip handelswaren naar de markt in Oranjestad verschepen: aloë, dividivipeulen, hout, pompoenen, watermeloenen, gevlochten strohoeden. In Oranjestad kochten ze weer in voor de winkel in San Nicolas. 's Avonds tegen zeven uur keerde de boot terug. Met ezelskarren sjouwden ze, soms tot diep in de nacht, de goederen van de steiger naar de winkel op Cura Cabai. De volgende morgen kwamen de huisvrouwen al vroeg hun inkopen doen: suiker, meel, gereedschappen, kleding en stoffen. De Maduro's verkochten van alles tot doodskisten toe. Hun aankopen betaalden de mensen in natura door voor hen te werken. Door de komst van de Lago olieraffinaderij is daarin verandering gekomen. Lago exploiteerde een eigen winkel. In 1937 sloot de oude Maduro zijn bedrijf. Menig keer heeft de jonge Julio zijn grootvader meegeholpen bij het oogsten van de aloë, in de ochtend van half zes tot half elf. Dit is een zwaar karwei, waarbij handen en kleding onder bitterzure hars komen te zitten. Op zijn twintigste jaar trad Sjon Julio in dienst bij de raffinaderij van Lago. Zijn werk bestond uit het analyseren van oliemonsters. Hij was getrouwd en had twee dochters. Zo'n gezin kostte veel geld. Om eens en voorgoed van de geldzorgen af te komen ging hij op een van de tankers varen.
Weer terug op Aruba trad Maduro in dienst bij Sociale Zaken. Hij dook in de politiek. Samen met Henny Eman vocht hij tegen de Katholieke Volkspartij van dr. Da Costa Gomez. Daarna ontbrandde | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||
de strijd tegen de Union National Arubano (una). Die partij brak in twee stukken, de una di Playa (stad) en de una di Campo (platteland), bekend als una frengu (vingerhoed) en una burico (ezel). Maduro maakte de oprichting mee van de Partido Patriotico Arubano (ppa). Samen met Oscar Henriquez, Fichi Croes en Ernesto Petrona werd Maduro in 1955 gekozen tot gedeputeerde in het bestuurscollege. Hij is dan eenendertig jaar oud. In 1967 komt er een vacature als waarnemend hoofd bij Arbeidszaken, waarop Julio Maduro met succes solliciteert. Ook bekleedt hij de post van hoofd van de Voorlichtingsdienst, die vacant is gekomen door de moord op Nicolás Piña. Enkele jaren daarna volgt Maduro's benoeming tot hoofd Arbeidszaken, Werkverschaffing en Vakopleiding.
Julio Maduro is gescheiden van zijn eerste vrouw. Op die moeilijke periode slaat waarschijnlijk het hierna geanalyseerde gedicht ‘Ki bo sa?’. Later hertrouwt hij. Ondertussen zit hij in een commissie voor het Papiaments, eerst in die van de centrale regering, daarna in de ‘Comision di Ortografia di Aruba’.
Eind 1974 richten Julio Maduro en Jossy Mansur het tijdschrift Brindis (toost) op, dat dient als een leerschool voor beginnende schrijvers. Verschillende jonge dichters, zoals Ireno Kock, krijgen een kans om in Brindis te publiceren. Na een kortstondig bestaan werd Brindis opgevolgd door de politiek getinte krant Extra. Daarin trekt Julio fel van leer tegen politieke tegenstanders. Al met al was Maduro door zijn politieke en sociale activiteiten een vooraanstaand figuur in de Arubaanse gemeenschap. Regelmatig verscheen hij voor de lokale televisie. Hij schreef een aantal gedichten en korte verhalen, die steeds Aruba tot onderwerp hadden. In het essay ‘Palo puro’ toonde hij de veelzijdige mogelijkheden van het Papiaments aan. Maduro speelde met de taal als geen ander, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||
waardoor hij als hekeldichter een geduchte tegenstander was. Zijn grote liefde voor het eiland, de bewoners en de natuur, kwam tot uiting in gedichten als ‘Luto’ en ‘Pakiko mi ta Arubiano’. Beide zijn in dit hoofdstuk opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||
Luto
Ayera m'a bai mondi.
Na e mes lugar, cu den infancia
na pia, m'a bishita asina hopi
y mi curazon a troce di dolor.
Unda a keda e mondi
di curahau y kribrahacha,
cu nan manta geel ta parece
cu nan kier celebra San Juan.
Unda a keda e wayacá
mahestuoso, cu troncon asina
grandi cu hasta lora, kinikini
y prikichi ta traha cas adén.
Pakico e mata di juana
carga di flor o e matapisca
cu su perfume fragil y foy'i
cuero, ya casi 'n ta existi.
Di nos pal'isianan, corá
y blanco, apenas algun a sobra.
Kifiti, kedebeshi y macubari
ta halando nan ultimo rosea.
Cadushi tin, pero cuanto sorto
'n desaparece sin larga rastro.
E bushi cu corona corá flamante
Ta un recuerdo, nada mas.
[Lees verder op de volgende even pagina]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||
Klaaglied
Gisteren ging ik de mondi in
en zocht de plek waar ik als kind
zo vaak gelopen heb
en mijn hart verkilde van verdriet.
Ik vond niet meer de bosjes
curahout en kibrahacha
die met hun gele mantels
het feest van San Juan leken te vieren.
Ik vond niet meer de wayacá
zo majestueus met z'n brede stam
waar parkieten, papegaaien
en valken nesten bouwden
Ik vond niet meer de mondi
van Joeana heesters
bedekt met bloemen
de matapiscá met zachte geur van leer
Ik zag witte, rode pal'i sía
een enkele nog
en stervend
kifiti, kedebeshi, macubari
Ik zag cadushi en toch
zoveel verdween hier spoorloos
de bushi met vlamrode kroon
is niet meer dan een vage droom
[Lees verder op de volgende oneven pagina]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||
Nos isla tin un Pueblo yamá
na su honor. Pero den tal
becindario, ni como seña di
blasfemia, 'n keda un brasil pará.
Inmenso ta e perdida y mondi ta
bashi. Coneo ni cascabel
no tin refugio mas. Yuananan
a bandoná, nos mondi desolá.
E neishi gonzalito, bashi,
ainda ta colgá. E parha mes a
caba. Y hasta e blenchi bèrde
ta un tesoro cu'n ta bolbe mas.
Ta ki bai awacero, si nos,
'Rubianonan, a perde tur balor
pa loke ta di nos. Talbez naturaleza
a kita loke nos no merece.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||
Op ons eiland werd een hele wijk
naar hem genoemd, brasil,
geen enkele bleef
niet eens als teken van verwijt.
Niet te meten is wat verging
zelfs konijnen en ratelslangen
vinden geen schuilplaats meer
de leguanen hebben de trieste velden verlaten
Het nest van de zwaluw hangt nog,
leeg, de vogel is weg
weg is ook de groene kolibri, een juweel
dat niet meer komt.
Waartoe nog regen Rubianos
als we niet geven om het eigene
misschien is ons genomen
wat we niet verdienden.
[Vrij vertaald door Aletta Beaujon]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||
Ki bo sa?
Ki bo sa di amor
bo cu nunca a sinti
e angustia ni palpitacion.
Ki bo sa di amor
5[regelnummer]
si nunca bo a sinti bo
curazon yaga, pa n' cura mas.
Ki bo sa di amor
si desprecio nunca tabata
bo suèrtè. Cu nunca b'a
10[regelnummer]
sinti nan mofabo ni
bo alma n' bati den bo
boca di susto p'a perde.
Acaso b'a bira victima
di mal pasion o promesa falso
15[regelnummer]
Acaso bo tambe conoce e berea
di Calvario; b'a carga cruz
o pa bista'i pueblo b'a bisti
bo curason cu lagrima i luto?
Ki bo sa di amor
20[regelnummer]
si nunca b'a lastra na rudia
ni implorá pa tera habri cu bo.
Ki bo sa di amor
si pa e ser kerí bo n' suspirá
pa morto pone un fin na bo
dolor?
[Lees verder op de volgende even pagina]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||
Wat weet je?
Wat weet je van de liefde
jij die nooit gevoeld hebt
droefheid noch harteklop.
Wat weet je van de liefde
als je nooit je hart
als een nooit te genezen wonde hebt gevoeld.
Wat weet je van de liefde
als verachting nooit
je deel was. Als je nooit
spot te verdragen had
of je adem niet gestokt is
uit vrees eens te verliezen.
Wellicht ben je het slachtoffer
van vuile hartstocht of valse beloften.
Wellicht ken jij ook het voetpad
naar Calvarië: heb je je kruis gedragen
en voor het oog der mensen
je hart omfloerst met tranen en rouw?
Wat weet je van de liefde
als je nimmer op je knieën lag
of gesmeekt hebt door de grond te zakken.
Wat weet je van de liefde
als je geen zucht geslaakt hebt
voor wie dierbaar voor je was;
om de dood als omega van je pijn?
[Lees verder op de volgende oneven pagina]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||
25[regelnummer]
O por ta cu bo tambe a sucumbí
cargá bao di peso y pena. O cu
tin bez e sonrisa a cubri un
curazon sangrá? O cu b'a yora
desesperá, scondí bo so anochi;
30[regelnummer]
bo so, secretamente. So cu Dios?
Aruba, 1974
[Etymologische spelling; zie pagina 139, 140 voor de
fonologische spelling.]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||
Of kan het zijn dat jij ook zwichtte
onder zware last en droefheid
of dat een glimlach ooit eens
een bloedend hart omstraalde
of dat je wanhopig weende, verscholen,
heel alléén bij nacht;
alléén, heimelijk, alléén met God?
[Vertaling: Luis H. Daal]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||
Pakiko mi ta Arubiano
(1)
Mi ta Arubiano! No pasobra m'a
nace sol na Aruba; pero pasobra
dos-tres siglo pasá mi hendenan
a radicá aqui. Nan a adquiri
tereno y nan a sembra, pa nos
tur. Ni bon ni mal tempo no a
corre nan. Nan a queda.
(2)
Mi ta Arubiano! Mi papa tabata
y a muri cunuquero y ora tur
hende a bende nan tera cu lago,
hudio y Chinees, mi papa a
retene di dje; pa patrimonio,
mescos cu lo mi muri larga pa
mi yiu, nieto y bisanieto.
(3)
Mi ta Arubiano! Naci na Sero
Preto, awé yama cu nomber nobo.
Ta cu pia mi mester a bai
school na Sabaneta; armá cu pan
di beton; pan di maishi rabo
manera su mama a pariá! Hariña,
salu y awa. Pisá!
(4)
Mi ta Arubiano! Tempo cu no
tabatin lechi pasteurizá mi ta
corda e holor di lechi baca,
carné of di cabrito den oranan
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||
Waarom ik Arubaan ben
(1)
Ik ben Arubaan! Niet omdat ik onder
Arubaanse zon geboren ben, maar doordat
mijn voorouders zich hier twee à drie eeuwen
geleden hebben gevestigd. Ze hebben gronden
verworven en erop gezaaid, voor ons allen.
Goede noch slechte tijden hebben hen doen
weggaan. Ze zijn gebleven.
(2)
Ik ben Arubaan! Mijn vader was een boer en
is als boer gestorven. En terwijl iedereen
zijn grond verkocht aan lago, jood en
Chinees, behield mijn vader de zijne; zoals
hij wanneer ik sterf als ouderlijk erfdeel
achter blijft voor mijn kind, kleinkind en
achterkleinkind.
(3)
Ik ben Arubaan! Geboren te Sero Preto, dat
thans een andere naam heeft. Te voet moest
ik te Savaneta naar school gaan,
gewapend met hard brood, maïsbrood, zoals
moeder dat met meel, zout en water heeft
bereid. Voedzaam!
(4)
Ik ben Arubaan! Toen er geen gepasteurizeerde
melk was, herinner ik
mij de geur van koeiemelk, van schapeen
geitemelk in het holst van de
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||
di mardugá grandi; ora gai a
canta pa di dos biaha. Herbé na
palu, cayente y sabroso.
(5)
Mi ta Arubiano! Mi a tene chap'
i hoya den mi man y a dalé den
tera cu candela a spat. Mi a
hala un chap'i-chapi pata-pata
te horea den e tera fertil di
mi isla y m'a siña mara dashi,
limpia hoyo y fura bon.
(6)
Mi ta Arubiano! Mi a tene e
rico suelo Arubiano den mi man
y m'a holé despues di un
awacero, esta dushi. M'a sinti
mi man armá cu un machete roncá
den troncon di maishi, hisa
benta riba bohi. Cu sambechi
flecha pone riba parapete.
(7)
Mi ta Arubiano! M'a sinti
machete dal den cadushi y cu un
cuero den e otro man. Carga
cadushi den cuero o paniwela.
Tene cu garabata, poné den
buraco, primié bon duro y tapé.
Pa e'n putri; pa e'n cai. Un
slip, adios coroto. Manteca
bela ta saca sumpiña.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||
vroege ochtend, wanneer de haan
gekraaid heeft voor de tweede keer.
Gekookt op houtvuur, warm en heerlijk.
(5)
Ik ben Arubaan! Ik heb de spade en de houweel
in mijn hand gehouden en er de
grond mee bewerkt tot de vonken ervan
afvlogen. Ik heb gespit, wel uren lang,
tot ik in de vruchtbare bodem van mijn
eiland wonden heb geslagen. Ik heb
schoven leren binden, plantekuilen
schoongemaakt.
(6)
Ik ben Arubaan! Ik heb de goede aarde
van Aruba in mijn hand gehouden
en eraan geroken na een regenbui:
wat heerlijk toch! Ik voel mijn arm,
gewapend met een kapmes,
door de halmen van de maïsplant suizen
en ze opstapelen tot schoof,
met een zakmes de aren afsnijden
en boven op de borstwering zetten.
(7)
Ik ben Arubaan! Ik heb het kapmes
tegen de cactus voelen slaan en met een
stuk leer in de andere hand, de cactus weggedragen,
als in leer gevangen, of languit
op een berrie. Met de gaffel vastgehouden,
in de kuil planten, stevig aandrukken en
met aarde aanplempen zodat hij niet zou rotten,
niet zou omvallen. Een enkel uitglijden
van de hand en het is gebeurd! Kaarsvet
moet de stekels dan uit de wonde trekken.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||
(8)
Mi ta Arubiano! Cuanto biaha mi
no a sconde, pushi-pushi tra'i
tranquera, cu un patia den mi
man! Dalé quibra riba rudia y
cu mi man, saca su curazon
corrá. Of, na holo bao di
yerba y la seis ramadó, busca
e milon scondí.
(9)
Mi ta Arubiano! Di e weganan di
trom bo'n por papia mi. Mi a
hunganan tur. Bati zeilo riba
pia. Soño leuw, trom saca trom.
Hunga wega di coba trom y
cuanto ora di pasenshi den un
trom - un obra di arte - no a
caba riba un poei fini, bon
mulá.
(10)
Mi ta Arubiano! Cu mi flie di
flambeuw pegá cu hariña blanco,
guma of baba di cadushi m'a
hunga corta. Cashipetenan na
hoyo of hungando plee cu soño
largo. Bati cen. Hunga dara den
camina. Larga biento hiba dara
larga corre, hunto cu mi
ilusion.
(11)
Mi ta Arubiano! Mi a dwal den
mondi busca parha, piqui druif
y shimarucu. Dadel di cadushi,
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||
(8)
Ik ben Arubaan! Hoe dikwijls heb ik me niet
verscholen, muisstil achter een heg,
met een watermeloen in de hand!
Haar stukgeslagen op mijn knie en met de
hand haar vlezig rode hart gegrist.
Of, op de geur, onder het lover en de rank
naar de verscholen meloen gezocht.
(9)
Ik ben Arubaan! Je hoeft me niets te vertellen
over tolspelletjes. Ik heb ze allemaal
gespeeld. Tol tegen tol, waarbij de winnaar
mag proberen jouw tol te splijten. Hoeveel
uren arbeid om zo'n mooie tol - eigenlijk
een kunstwerk - te maken, zijn niet verloren
gegaan op een scherpe punt!
(10)
Ik ben Arubaan! Met mijn fleurige
vlieger, vastgeplakt met bloem, gom of
cactussap, heb ik op de wegen gespeeld.
Cashew noten in plaats van knikkers. Op
een cent slaan om te kijken of het
kruis of munt wordt. Scheepjes die in de
wind over het gladde zand met mijn illusies
voortschuiven.
(11)
Ik ben Arubaan! Ik heb in de bossen
gedwaald op zoek naar vogels, inheemse
druiven en shimaruku-kersen. Cactusdadels,
brebavruchten en vruchtjes van
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||
breba, maripampun. Zambuya na
Smal, busca cleconchi y tira
liña na baranca, drenta kloof y
tur spelonk. Hiba susto cuanto
biaha! Te awe mi ta asombrá!
(12)
Mi ta Arubiano! Cu dos halifat
riba siya di burico mi a bai
pos bai saca awa. Hala winchi
te cria cayo. Awa di tubo ta
un luho cu mi hubentud no
concoce. Pero e awa brak, si,
hasta salu, sacá fo'i den
tinashi. Ay qui dushi!
(13)
Mi ta Arubiano! Como mucha
cuanto biaha mi no a bai un
ocho dia. Rezamento di rosario
p'aden cas pa descanso di
difunto y contamento di chasco
y cuenta p'afor. Despues
partimento di chuculati o
coffie cu buscuchi.
(14)
Mi ta Arubiano! M'a come tutu,
mangusa y cachapa di maishi
grandi, cayente cu manteca di
tres color. Quico ta dj'un hak
di bolo o boyo cu chuculat'i
cashipete Pascu mainta. Bo por
imaginabo un conch'i coffie cu
basta di cané mulá?
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||
de maripompun. Op Smal heb ik naar
oesters gedoken en met lijnen gevist.
Kloven en spelonken binnengedrongen. Zoveel
keren geschrokken. Tot op heden vraag ik me
af waarvan!
(12)
Ik ben Arubaan! Met twee halve vaten op een
ezelszadel ben ik naar de put gegaan om water
te putten. De draailier gebruikt tot het eelt
op mijn handen stond. Waterleiding was een
luxe, die ik in mijn jeugd niet kende. Wel was
er brak water, zelfs zoutig, uit een kruik.
Ach hoe heerlijk!
(13)
Ik ben Arubaan! Als kind ging ik vaak naar de
novene voor een overledene. Binnenshuis werd
voor diens zielerust de rozenkrans gebeden,
terwijl buiten de nodige verhalen en grapjes
werden verteld. Daarna ging men rond met
chocolademelk of koffie met beschuit.
(14)
Ik ben Arubaan! Ik heb tutuGa naar voetnoot1, mangusaGa naar voetnoot2
en warme maïskoeken gegeten met driekleurige
boter erin. Wat vind je van een stuk taart
of koek van chocolade en cashewpitten op
Kerstochtend? Kun je je voorstellen een
kommetje koffie met fijngemalen kaneel
erin te drinken?
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||
(15)
Mi ta Arubiano! M'n tabata
conoce refrigerador, pero carni
fresco, pargo, conofees, haldo,
sardin y masbango na granel. Mi
ta corda con ta mata porco,
kita carni, dirti res. Pa ser
mas cla di e porco ta su grito
sol tabata bai perdi.
(16)
Mi ta Arubiano! Tur siman ta
mata bestia, y su carni no
tabatin balor. Pero mester
cuida e cuero pasobra e costa
placa. Ta cu salu y chemené
mester hunté pa cachor no come
su horeaGa naar voetnoot1. Watapana, lana, cuero
y webo tabata e placanan sin
cara di rey.
(17)
Mi ta Arubiano! Den liña di
berdura sol mi a goza hopi;
yuca, yams batata dushi.
Pampuna mes grandi cu wiel
di truck. MamóticaGa naar voetnoot2' calbas
largo. Coco seco, berehen,
calalu y bembe blanco. Lo bo
por a desea mehor?
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||
(15)
Ik ben Arubaan! Een koelkast heb ik niet
gekend, doch wel vers vlees, verschillende
soorten vis, sardientjes. Bij de vleet! Ik
kan me nog herinneren hoe ze een varken slachtten,
het vlees eraf haalden en er reuzel van
maakten. Maar om precies te zijn, van het
varken ging alleen de schreeuw verloren.
(16)
Ik ben Arubaan! Elke week werden er beesten
geslacht. Hun vlees had weinig waarde. Wel
was men zuinig op de huid, want die bracht
geld op. Men moest de huid met zout en roet
inwrijven opdat de honden de oren niet
zouden opeten. Als geldmiddel, maar dan
zonder koningskop erop, gebruikte men
watapanapeulen, wol, leer en eieren.
(17)
Ik ben Arubaan! Temidden van verbouwde
groente heb ik veel genoten; yuca en
jams waren erg lekker.
Pompoen, even groot als een karrewiel.
Mamótica, lange kalebas, droge cocos,
calalu en witte bembe. Zou je nog
beter kunnen wensen?
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||
(18)
Mi ta Arubiano! Cuanto di nos
den ora di marduga a drenta
curá, blo sunú pa spaar
cashacaGa naar voetnoot1, hunta mest promer cu
hala lechi. Otro ta bai mondi
bai barié. Haya naño den bo
dede, den horea, den cabez.
Flohedad tabata un vicio
desconoci.
(19)
Mi ta Arubiano! Cuanto biaha
despues di un dia duro, busca
palo, carga awa bini cas riba
coffie y pan seco. Despues,
bao di luz di lanterna di
kerosin, yuda mama traha
sombré te ora e curpa no por
mas. Mañan ta lanta torno fout.
(20)
Mi ta Arubiano! Tur atardi ora
solo ta bai awa mi ta corda mi
mamá. Con e ta prepara e
ballon di lampi pa cende luz
ora solo bai lama. Ta di quico
ta sirbi pa cende luz si ora
di oracion a pasa caba.
(21)
Mi ta Arubiano! Desde joven, di
marduga te tramerdia m'a drenta
aloe. Bakinan pisá manera morto
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||
(18)
Ik ben Arubaan! Hoevelen van ons
zijn niet 's morgens vroeg poedelnaakt
om het hemd te sparen, de stal
ingegaan om er mest op een hoop
te scheppen, voordat men ging melken.
Anderen gaan het veld op om keutels
bijeen te vegen. Daarbij krijg je fijne
tuna-stekels in je vingers, in je oren
en zelfs in je hoofd. Men kende geen luiheid.
(19)
Ik ben Arubaan! Hoe vaak heb ik niet
na een zware dag naar brandhout gezocht,
water gehaald, terwijl ik slechts koffie
en droog brood op had. Daarna hielp ik
moeder met hoeden vlechten onder het licht
van een kerosinelamp, totdat mijn lichaam
niet meer kon. De volgende morgen moest
moeder de fouten lostornen.
(20)
Ik ben Arubaan! Elke namiddag als de zon
boven zee op de horizon komt, denk ik aan
mijn moeder. Hoe zij de kerosinelamp
klaarmaakt om aan te steken. Volgens de
mensen van die tijd is het gepast om
licht aan te steken als het gebedsuur
voorbij is:
(21)
Ik ben Arubaan! Van kleins af aan was ik
vanaf 's morgens vroeg tot laat in de
middag bezig met het binnenhalen van de
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||
di hudioGa naar voetnoot1. Un corte largo di
aloe malo. Zak, lanta, hiba malu
baki. Dos mil biaha dobla
lomba pa un miserable caminaGa naar voetnoot2 di
dos pia.
(22)
Mi ta Arubiano! Cuanto biaha
den cunucu den higra di solo
mi'n pasa mi mang'i camisa na
mi frenta, spera e ora di hanto.
Pa mi atacá e bohoti cu mi mama
a prepará. Funchi, cami y
siboyo. Coffie y un bangaña di
awa brak.
(23)
Mi ta Arubiano! Apenas chabalito
mi a ser mandá den a lucha di
tur dia. Segun scritura cu ta cu
sodor ta gana pan. Y mi a bira
bieuw, chacoso di tanto trabao
pisá. Awe cu mi yiunan grandi,
ta recorda sol mi por recorda.
(24)
Mi ta Arubiano! Mi a carga mi
mayornan hiba santana. Mi a
mira tur bieuwnan bai. Mi
amigonan a muri. Tur a ser derá
den mondongo di mi isla. Y
ainda por tin hende cu por
puntra mi quico mi ta! Mi ta
Arubiano di berdad!!!
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||
aloë-oogst. Zware bakken, alsof er een
dooie jood in lag. Dan moest je bukken,
de bak oppakken en omstoten. Twee duizend
keer de rug buigen voor zo'n ellendige
twee olievaten.
(22)
Ik ben Arubaan! Hoe vaak heb ik niet
in de snikhete zon, in afwachting
van de schafttijd, mijn voorhoofd
met mijn hemdsmouw afgeveegd,
om dan mijn knapzak aan te vallen.
Funchi en vlees met uien.
Koffie en een kalebas brak water.
(23)
Ik ben Arubaan! Nauwelijks een jongeling,
moest ik al deelnemen in de strijd om het
dagelijks brood. Volgens de heilige schrift
moet men dat in het zweet verdienen. Ik ben
oud en grijs geworden van het harde werken.
Nu mijn kinderen groot zijn, heb ik slechts
de herinnering behouden.
(24)
Ik ben Arubaan! Ik heb mijn ouders
naar het graf gedragen. Ik heb
alle oudjes zien gaan. En ook
mijn vrienden zijn gestorven. Ze zijn
allemaal begraven in de schoot van mijn
eiland. En nu nog zijn er mensen, die
mij vragen wie ik eigenlijk ben!
Ik ben in hart en nieren Arubaan!!!
[De strofen 4 t/m 8 zijn vertaald door Luis H. Daal]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||
Het gedicht ki bo sa? van Julio Maduro past in de gevoelscultuur van de romantici. Het gaat in op de dualiteit van het leven, waarin mensen zonder duisternis het licht niet kunnen ervaren. De verwonding, minachting en valse beloften, waarvan Maduro spreekt, geven reliëf en inhoud aan het begrip liefde. Het gedicht heeft een zekere spanning. Maduro werkt naar een climax toe. Aanvankelijk is sprake van lichamelijke gevoelens, zoals het kloppen van het hart (r 3), maar verderop raken de emoties de ziel (r 10), waarbij ‘alma’, ziel, is vertaald door ‘adem’. Uiteindelijk is de mens alleen met God (r 30). Het thema van ‘Ki bo sa?’ is de romantische visie, dat aan liefde het lijden onverbrekelijk verbonden is. De dichter werkt deze thematiek uit aan de hand van een aantal gevoelige beelden. Hij plaatst de liefde naast de eenzaamheid en het verlangen naar de dood. Pas in de eenzaamheid van een verloren relatie beseft iemand de essentie van de liefde. | |||||||||||||||||||||||||
De eerste drie strofenDe eerste twaalf versregels bevatten intensiverende retoriek en antithese, nog versterkt door het reeds gesignaleerde toewerken naar een climax. De droefheid van regel 3 is in regel 6 uitgewerkt in het tragische beeld van een nooit te genezen wonde. De verachting en spot van een meedogenloze buitenwacht wakkeren deze gevoelens van droefheid nog aan. Zij raken aan de kern van het bestaan. Zonder liefde, het voedsel voor de ziel, ontstaat innerlijk een leegte, die vrees (r 12 oproept. | |||||||||||||||||||||||||
De centrale vierde strofeDe kosmische gevoelsexpansie, die bij het ideaaltype van de romanticus behoort, komt naar voren in de religieuze beelden van de kruisweg. De dichter identificeert zich met Jezus op de Calvarie-berg, van wie de boodschap naastenliefde is. Zo verheft Maduro de menselijke liefde tot een goddelijke. Hij gebruikt in deze strofe bewust meer rijm dan in de rest van het gedicht. De diepste inhoud is, dat de dichter zich laat kruisigen. Het kruis is het zinnebeeld van het lichaam van de mens, wiens ziel door aardse beproevingen tot spirituele groei kan komen. Steeds stuiten we in ‘Ki bo sa?’ op de verhouding van de mens tot het bovenzinnelijke. De dichter projecteert zijn gekwetste innerlijk op de gebeurtenissen rond Calvarië. Het gedicht handelt niet over een bepaalde liefde, maar liefde in het algemeen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||
De laatste drie strofenIn de strofen vijf en zes volgt overgave aan een hogere instantie. Het kruis is te zwaar om alleen te dragen. De behoefte aan liefde slingert een mens tussen het aardse en het spirituele heen en weer. Wie een dierbare relatie verliest verlangt naar de dood als verlosser van zijn pijn. In regel 25 neemt het gedicht een wending, want daar geeft iemand zich over aan zijn lot, in tegenstelling tot het steeds niet willen accepteren van het verdriet in de voorafgaande strofen. Begrijpend accepteren relativeert en verzacht het leed, wat is aangegeven door de beeldspraak ‘omstralende glimlach’ in de regels 27 en 28. Pas door berusting kan iemand zijn verdriet verwerken. Huilen (r 29) werkt bevrijdend. De climax is, dat je uiteindelijk wordt teruggeworpen op jezelf of op God, die als laatste woord van het gedicht (r 30) is genoemd. In deze regel komen de lijnen van dit gedicht samen. Liefde heeft te maken met de goddelijke essentie van de mens, die volgens mystici opbloeit binnen het gekruisigde lichaam. Maduro legt verband tussen liefde, lijden en het goddelijke. Het gevoel van eenzaamheid wordt in de slotregels beklemmend opgeroepen met het driemaal herhaalde ‘alléén’. Het woord ‘anochi’, bij nacht (r 29) heeft de connotatie van duisternis. Ki bo sa?
Ki bo sa di amor
Bo ku nunka a sinti
e angustia ni palpitasion
Ki bo sa di amor
Si nunka bo a sinti bo
Kurason yaga,
pa n' kura nunka mas
Ki bo sa di amor
Si desepresio nunka tabata
bo suertè. Ku nunka b'a
sinti nan mofabo ni
Bo alma n' bati den bo
boka di sustu p'a perdè.
Akaso b'a bira víktima
di mal pasion o promesa falsu
Akaso bo tambe konosé e berea
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||
di Calvario; b'a karga krus
o pa bist' i pueblo b'a bisti
bo kurason ku lágrima i luto?
Ki bo sa di amor
si nunka b'a lastra na rudía
ni implorá pa tera habri kubo.
Ki bo sa di amor
si pa e ser kerí bo n' suspirá
pa morto pone
un fin na bo dolor?
O por ta ku bo tambe a sukumbí
kargá bou di peso i pena. O ku
tin bes e sonrisa a kubri un
kurason sangrá? O ku b'a yora
desesperá, skondí bo so anochi;
bo so, sekretamente. So ku Dios?
In het oeuvre van Julio Maduro neemt het gedicht pakiko mi ta arubiano met vierentwintig strofen een belangrijke plaats in. Dit werk is een credo, waarin hij zijn liefde voor het eiland Aruba in een veelvoud van beelden uitschrijft. De dichter beschrijft zijn herinneringen aan de tijd van vóór de komst van de Lago olieraffinaderij in 1929. Daarmee geeft hij een inventarisatie van het eigene van het eiland en een bijdrage tot het proces van bewustwording. De opbouw van ‘Pakiko mi ta Arubiano’ is blijkens onderstaande opstelling omarmend, omdat het thema van familie, voedsel en land verderop terugkeert. De religie staat centraal. Het gaat om hard zwoegen in een idyllische natuur, die tevens keihard is, maar ook gaat het om geborgenheid in familie, school en natuur. Maduro heeft in dit gedicht een toon, die doet denken aan de grote epen. Hier steekt iets achter van hoe de mensen elkaar vroeger verhalen vertelden, met herhalingen als geheugensteuntje.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||
Maduro doet een aantal verouderde woorden herleven, zoals ‘garabata’, ‘cashaca’, en ‘halivat’. Het woord garabata werd vroeger gebruikt voor een gevorkte stok om een buiscactus mee aan te pakken. De cashaca was een hemd en met het woord halivat werd een vat met een inhoud van 7,5 gallon aangeduid. ‘Pakiko mi ta Arubiano’ is een episch gedicht in strofenvorm. Julio Maduro veroorlooft zich vergaande dichterlijke vrijheden. Afgebakende regels zijn er niet, wel strofenbouw. Men zou hier kunnen spreken van de vrije strofe in plaats van het vrije vers, temeer daar in sommige strofen, bijvoorbeeld nummer zeven, in hun geheel een bepaald beeld is uitgewerkt. Maduro is een romanticus. De kenmerken van de literatuur uit de romantiek van circa 1800 vinden we in het gedicht terug. Om te beginnen is er het individualisme, omdat de eigen gedachten, gevoelens en belevenissen op de voorgrond staan. Opstandigheid blijkt uit de tweede strofe, waarin de schrijver laatdunkend zegt: ‘En terwijl iedereen zijn grond verkocht aan Lago, jood en Chinees, behield mijn vader de zijne.’ Opstandigheid komt ook tot uiting in de zevende strofe, zoals verderop nog zal blijken. Als volgend romantisch element is er de liefde voor de natuur, die naar voren komt in de zesde strofe, waarin de dichter spreekt over de rijke Arubaanse aarde. Overigens getuigt ook het gedicht ‘Luto’ van Maduro's liefde voor de natuur. Religieuze elementen vinden we in de strofen 13, 20 en 23. Daarin komen achtereenvolgens ter sprake de rituelen rond een begrafenis, het gebedsuur en het bijbelse gebod ‘in het zweet des aanschijns zult ge uw brood verdienen’. Ook is het gedicht doortrokken van historische belangstelling. In tegenstelling tot een schrijver als Rosenstand hemelt Maduro het verleden niet op. Ondanks de fraaie beelden en de intensiteit van geuren en kleuren, schildert hij een keihard bestaan van hard werken onder sobere omstandigheden. De dichter verhaalt van familietradities en van het bewerken van de grond. Beide facetten zijn grotendeels verloren gegaan in de Arubaanse leefgemeenschap van nu. Maduro doet in de strofen 12, 17 en 22 uitkomen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||
hoe héérlijk het voedsel smaakte in de maatschappij van weleer, die in materieel opzicht eenvoudiger was. Het voor de romantiek kenmerkende gevoel voor humor ontbreekt evenmin. In strofe elf vertelt de dichter hoe hij als kind kloven en spelonken is binnengedrongen. Daarbij is hij vaak geschrokken. Tot op heden vraagt hij zich af waarvan. Blijkens de strofen negen en tien konden kinderen spelen in die tijd. Dat is op zichzelf al een romantische visie. De opvatting, dat het kind buiten het leven van de volwassenen staat, komt pas op in de romantiek. De teneur van familiair-agrarisch, Blut und Boden, past in het separatisme van de Arubaanse politiek. Ik analyseer hier alleen de strofen drie tot en met acht, alsmede de centrale, religieuze strofe nummer dertien. | |||||||||||||||||||||||||
Derde strofeMi ta Arubiano! Ik ben Arubaan, wat de tegenstelling impliceert van ‘jij niet’. Niet iedereen, die op Aruba geboren is, rekent men tot de Arubanen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de nakomelingen van negers en joden, die met de opkomst van handel en olie-industrie naar Aruba trokken. Er is een filter-filosofie, volgens welke iemand zich tot de Arubanen kan rekenen als zijn familie al sinds zes of zeven generaties op het eiland woont. De derde strofe is doortrokken van soberheid. Als kind ging de dichter te voet naar school in Savaneta, een afstand van ruim vijf kilometer. Armá cu pan di beton, gewapend met hard brood. Dit getuigt van een haast Spartaanse eenvoud. Meel, zout en water; de meest elementaire ingrediënten, waarmee men indertijd zélf het brood bakte. | |||||||||||||||||||||||||
Vierde strofe‘Tempu cu no tabatin lechi pasteurizá’. De keurig verpakte gepasteuriseerde melk van thans steekt schrijnend af tegen het geurenpalet dat Maduro tekent. De geur van geitevlees en melk op houtskool gekookt. Wie dit leest ruikt als het ware dergelijke levende geuren. Ora gai a canta pa di dos biaha. Wanneer de haan voor de tweede keer gekraaid heeft. In de tropen kraaien de hanen omstreeks twaalf uur 's nachts voor de eerste keer. Ze kraaien voor de tweede keer als de zon nog net niet op is. Het voor de tweede keer kraaien onderstreept hoe vroeg op de dag het nog is. Tevens ligt een diepzinniger gedachte voor de hand. In de bijbel kraaide de haan drie keer. Een gelovig man als Maduro moet er wel een bijbelse betekenis aan toekennen, namelijk dat het verraad tegen de eigen geboortegrond toentertijd nog niet had plaatsgevonden. In het resumé komen we op dit punt terug. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||
Vijfde strofeIn deze strofe wordt de kracht van de klank geaccentueerd door de herhaalde ‘a’. Met vonkende gereedschappen attaqueert Maduro de aarde. ‘Chap'i-chapi pata-pata’ geeft het ritme weer van het schoffelen. Er is een intiem contact met de aarde tot verwonden toe, zoals ook geliefden elkaar kunnen wonden. Het belang van de grond loopt als een rode draad door ‘Pakiko mi ta Arubiano’ heen. Het gedicht begint met de voorouders die zich gronden verwierven en besluit met het begraven van medemensen in de schoot van het eiland. | |||||||||||||||||||||||||
Zesde strofeVoor de komst van de Lago-raffinaderij, genoemd in de tweede strofe, beheerste de landbouw het leven. De boeren van het aride eiland waren daarbij afhankelijk van de schaarse regenval, die de aarde verder verrijkt. Dit beklemtoont de dichter door het intieme gebaar van het in de hand nemen van de aarde en eraan te ruiken. Regen maakt de aarde geurig. Na het bewerken van de grond in de vijfde strofe volgt logisch de oogst, de vruchtbaarheid, het viriele leven. Maduro herhaalt het beeld van de hand in de zin ‘M'a sinti mi man armá cu un machete roncá den troncon di maishi’. Ik voelde mijn arm, gewapend met een kapmes, door de halmen van de maïsplanten suizen. Luis Daal vertaalt het woord ‘man’, ‘hand’, door arm. Gevoelsmatig ruiste zijn arm door het gewas in plaats van de machete. De geuren van regen over het land, de geluiden van ruisende stengels, de beweging van het kappen en op een centraal bed werpen. Dergelijke sisserige geluiden vindt men terug in woorden als suelo, awacero, maishi, sambechi, flecha. De dichter stemt hier de klank van de woorden af op het onderwerp. | |||||||||||||||||||||||||
Zevende strofeMet de overheersende vrij harde klanken ‘k’ en ‘p’ in de woorden Cadushi, cu, cuero, carga, cai, corote, paniwela, poné, primié, putri, pa, schetst Maduro een vreselijk karwei. Hij wil in overdrachtelijke vorm iets mededelen over het karakter van de Arubaan. Er komen vragen op. Waarom zet hij om zichzelf een haag van stekels neer? Omdat hij Arubaan is! Hij moet met lastig spul de strijd aanbinden om de cactus daar te krijgen waar hij hem hebben wil. Dit is een gewone daad op Aruba, maar géén gewone handeling voor wie dat leest. De Arubanen hebben eigenschappen, die niet makkelijk zijn. Maduro poneert een dichterlijke uiting van: Pas op, ik ben geen makkelijk heer. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||
Achtste strofeIn deze strofe is de dichter weer het kind van weleer. In ‘Pakiko mi ta Arubiano’ draait het om de antithese dood en leven. Er zijn twee ruimten en tijden, het agrarische Aruba, dat met de komst van de welvaart zijn karakter verliest, de kinderjaren van Julio, die onherroepelijk voorbij zijn. De Arubaanse maatschappij is volwassen geworden en heeft daardoor aan kwaliteit ingeboet, wil de dichter zeggen. Door het heimelijke en wat geheimzinnige van stilletjes achter de omheining weg te kruipen betreden we de wereld van het kind. De verborgen watermeloen met haar rode hart duidt op de kwaliteit van het kinderleven. Op de geur af zoekt het kind de vrucht. Het is de kracht van Maduro om afwisselend alle zintuigen een rol te laten spelen en tevens om diepgaande gevoelens op te roepen. | |||||||||||||||||||||||||
Dertiende strofeIn dit fragment draait het om de tegenstellingen binnen en buiten, gebeden voor de dode in het huis en het maken van grapjes op het erf. Ook hier is weer sprake van voedsel, want dat is de essentie van het traditionele landleven. Voor het eerst is er ontspanning voor de volwassenen, alhoewel tegen de serieuze achtergrond van het sterven.
Resumé. In feite is er in ‘Pakiko mi ta Arubiano’ slechts sprake van één thema. Steeds draait het om de aan het land verbonden familie. Werk op het land levert agrarische produkten op, die door het werk thuis tot voedsel worden verwerkt. Vroeger leefden de mensen op Aruba voor drie dingen; familie, geloof en gewoonten. Met de familie opent en besluit het gedicht. Geloof en dood staan centraal in de dertiende strofe. Er is een onderstroom van verkoop en verraad. Iedereen verkocht zijn grond, behalve de boer Maduro. Vandaar dat de leden van de agrarische, grondverbonden familie Maduro zich Arubaan kunnen noemen. Opmerkelijk is wat hij optekent in strofe drieëntwintig van het gedicht. Volgens de bijbel moet men het dagelijks brood in het zweet zijns aangezichts verdienen. Het leven van vóór de komst van de Lago was hard en sober. Daarover laat hij geen twijfel bestaan. Julio Maduro wijst echter op een bepaalde kwaliteit van het leven, zoals wij die op Aruba niet meer kennen, en daarmee op een proces van degeneratie. |
|