De navelstreng van mijn taal. Poesía bibo di Aruba / Levende poëzie van Aruba
(1992)–Anton Claassen– Auteursrechtelijk beschermdtweetalige bloemlezing uit het werk van dertien dichters
[pagina 85]
| |
IV Tijdschrift Watapana H. Habibe en R. Todd Dandaré1. Henry HabibeDe dichter henry habibe werd op 6 mei 1940 geboren op Aruba. Op dit eiland bezocht hij de lagere school en de mulo. In 1956 vertrok hij naar Nederland en behaalde in 1961 het diploma hbs B aan het Carmellyceum te Oldenzaal. In 1965 deed hij staatsexamen Gymnasium B, waarna hij aan de rijksuniversiteit te Leiden Spaanse taal en letterkunde ging studeren. In 1971 studeerde hij in dit vak af aan de universiteit van Nijmegen met als bijvakken Portugees en culturele antropologie. In hetzelfde jaar keerde hij naar Aruba terug, waar hij als leraar Spaans zes jaar werkzaam was aan het Colegio Arubano. In 1977 vertrok hij met een subsidie van de stichting wotro naar Puerto Rico om aan de universiteit van Río Piedras wetenschappelijk onderzoek te verrichten over de sociale aspecten van de Afro-Antilliaanse poëzie van Cuba en Puerto Rico Van 1979 tot 1982 was hij als docent in de Spaanse taal verbonden aan het instituut A.V.O in Den Haag, waar hij samen met anderen de cursus tolk-vertaler verzorgde. Terzelfder tijd gaf hij in Den Haag les aan de Pedagogische Academie Cor Mariae. In 1983 vertrok hij naar Curaçao, waar hij als literator en stafmedewerker emplooi vond bij het Instituto Lingwístiko Antiyano. Op 26 juni 1985 promoveerde Habibe in Leiden tot Doctor in de Letteren op het proefschrift ‘El compromiso en la poesía afroantillana de Cuba y Puerto Rico’.
Habibe was ook de grote promotor van Watapana, een literair tijdschrift waarin gedichten, essays, kritieken en linguïstische verhandelingen over het Papiaments werden gepubliceerd. Het verscheen van 1 juli 1968 tot september 1972 drie maal per jaar. Het was het tijdschrift van de Antilliaanse jongeren in Nederland, die op zoek waren naar een eigen identiteit. De medewerkers waren voor het merendeel Arubanen. Henry Habibe was een van de Arubaanse redactieleden en publiceerde regelmatig bijdragen. | |
[pagina 86]
| |
X
(Fo'i kolekshon Aurora)
Pariba, lew na distansha,
lusnan ta selebrá nan karnaval,
pabòw, lamán ta kanta zojando,
na laria, tur strea ta kabishá.
Bo boka ta habri manera un
rosa inosente den mi mannan,
bo sunchi ta baha manera bruha
di maribomba den mi entraña.
Biento ta lanta den mi kurasón
i jena su bela, rondó-rondó.
Mi dédenan ta kibra nan kadena
i ta gatia mané haraña di kandela.
Ma morto a gara bo kurasón,
bo alma a bolbe sera su kurá,
i meskós ku kabés di morokói,
mi kabés a krem i somentá...
| |
[pagina 87]
| |
X
Aan de oostkant, heel ver weg,
vieren de lichten hun Carnavalsfeest,
aan de westkant zingt al wiegend de zee,
boven ons knikkebollen alle sterren.
Je mond bloeit op,
onschuldige roos in mijn hand,
je kus behekst mij diep van binnen,
de duizeling na een wespesteek.
De wind steekt op in mijn hart
en bolt de zeilen op, bolrond.
Mijn vingers verbreken hun boeien
en kruipen als vuurspinnen rond.
Maar de dood klauwde zijn weg naar je hart,
je ziel heeft zijn hof weer gesloten,
en gelijk een schildpad zijn kop,
trok ik mijn hoofd in en verdween...
[Vertaling: Igma van Putte-de Windt]
| |
[pagina 88]
| |
Bouquét di silencio
Cu garganta doblá bo ta hinca rudia
sperando pasivo guillotina 'i probesa.
Nan ta pluma bo blachi,
lagabo sunú i marchitá.
Bon' ta sinti, bon' tin boca?
Bouquét di flor engañá,
lew fo'i bo tera bo ke busca
un solo friw, mientras tin un
ta hasa bów panch'i bo mes cas...
Bouquét di silencio,
jena bo pecho, alsa bo stem!
Kèlki hel, heraldo di Playa,
ronca trompèt di guerra!
Rosa balente di Santa Cruz,
saca bajonèt di sumpiña!
Gladiola, gladiator di Nòrt,
lombra bo bélico spada!
Bringamosa brabo di San Nicolas,
gatia muraja di Yanquilandia!
[Dit gedicht van Henry Habibe werd oorspronkelijk gepubliceerd onder het pseudoniern ‘Spártaco’.]
| |
[pagina 89]
| |
Boeket van stilte
Met gebogen hoofd kniel je neer,
gelaten wachtend op de Armoe-guillotine.
Ze plukken je bladeren,
laten je naakt en verwelkt achter.
Maar voel je dan niets, zeg je niets?
Bedrogen bloemenboeket,
ver van je land
wil je een kille zon zoeken,
terwijl er één staat te bakken
onder de pannen van je eigen dak.
Boeket van stilte,
vul je longen, verhef je stem!
Kelki hel, heraut van Oranjestad,
blaas de oorlogstrompet!
Moedige roos van Santa Cruz,
presenteer je doornen bajonet!
Gladiool, gladiator van Noord,
poets je krijgszwaard op!
Wilde Bringamosa van San Nicolas
besluip de muren van Yankee-land.
[Vertaling: D.M. van Schendel-Labega]
| |
[pagina 90]
| |
Papia patua?
mi lenga su lombrishi
ta derá
den mi padén ayá
un yaya a sinta
plama kuenta den su skochi
e palabranan a forsa montoná
sali ta yanga den un shimís pretá
tambú ta ronka pusta boka lebumai
e palabranan ta galopiá i kokochá
ritmo di Congo den nan sintura
nan koló a bira moli
i papiamento
sintimento
kurasón
dje yaya
a keda
manera
un rosa
korá-kimá
na su boka
kologá
si ta patuá
mi ta papia
ta pasobra e rosa muhá
ku e yaya a pari
un día a laga un gota
kai den mi pulmón
i esei a buta mi lenga
dirti dushi asina
manera kakiña
| |
[pagina 91]
| |
Brabbeltaaltje spreken?
de navelstreng van mijn taal
ligt begraven
binnen in mijzelf
een kindermeisje heeft mij,
gevangen in haar moederschoot,
verhalen zitten vertellen:
de woorden, opgestapeld, kwamen
in een strakke jurk gestopt
pronkende naar buiten;
bekvechtend ronkt de trom,
woorden galopperen en lopen mank
het ritme van de Congo in hun heupen
hun kleur werd week
en papiamentu,
gevoel
en hart
van het kindermeisje,
is als
een donkerrode roos
aan haar lippen
blijven hangen.
Als ik dan een brabbeltaaltje
spreek,
is het omdat de bedauwde roos
die het kindermeisje sprak
ooit een druppel
in mijn longen vallen liet
hetgeen mijn taal,
als snoepgoed zo heerlijk
smelten liet.
[Vertaling: Luis H. Daal]
| |
[pagina 92]
| |
Lanta para, Watapana!
Lanta para, watapana!
Baha barank'i nostalgia
fo'i bo lomba,
doblá te na tera!
5[regelnummer]
Lanta bo kurpa na laria
manera kadushi di sabana
hankrá den trankera!
Lanta para, watapana!
Pinta un indján den bo kara
10[regelnummer]
i klaba bo fléchanan
den e shelu di plata!
Ranka vigor fo'i bo brasa
i graba viktoria
den bo palu di bandera!
| |
[pagina 93]
| |
Sta op, Watapana!
Sta op, Watapana!
Schud de rots van heimwee
van je rug
die zich tot de aarde buigt.
Hef je lichaam op
zoals de cactus van de vlakte,
vastgenageld in de heg.
Sta op, watapana!
Teken een Indiaan op je gezicht
en spijker je pijlen
in de zilveren hemel.
Onttrek aan je arm de kracht
en kerf de overwinning
in je vlaggestok.
| |
[pagina 94]
| |
Mi koló?
Ma Tera no a dòrna mi kweru ku
tapushi ku ta lombra mané oro,
ni Lamán no a bisti mi ku plata
pa mi kana karisiá boso wowo.
5[regelnummer]
Den religión o den nos karnaval,
ta sombra i klaridat a brasa otro:
nos alma a bira skur den skoch'i yaya,
nos bena a bebe bruha for di Congo.
Nos lenga mes ta un rosa di katibu
10[regelnummer]
k'a saka fo'i nos pechu kach'i toro,
nos fréntenan tin plum'i tur koló,
ma padén tin un tambú di petrolio.
Trigueña a tiña sánguer di Oropa
ku sintur'i su tumba den horopo,
15[regelnummer]
pero si anochi boso lòs fo'i día,
tur gai lo bira piedra den nan soño.
Shinishi, preto, sin koló m'a keda,
di pursi Tera ku Lamán ta lodo.
Antó kwá? Si mi koló ta shinishi,
20[regelnummer]
ta pasobra boso n' por mira solo!
| |
[pagina 95]
| |
Mijn huidkleur?
Maar de Aarde heeft mijn huid niet getooid
met maïskolven als blinkend goud,
evenmin heeft de Zee mij met zilver uitgerust
om jullie blik te lopen strelen.
In het geloof of in ons carnaval
zijn het duisternis en licht die elkaar omhelzen
onze ziel werd donker in de schoot van ons kindermeisje,
onze bloedvaten dronken de betovering van Kongo.
Onze taal is zelf een roos van slaven
die aan onze borst de hoorn van stieren heeft ontlokt;
onze voorhoofden dragen veelkleurige veren,
maar binnenin is er een petroleumvat.
Zachtbruin heeft Europa's bloed gekleurd
met de heupen van zijn tumba en de joropo;
maar als jullie de nacht ontwarren van de dag,
zullen de hanen in hun slaap verstenen.
Grijs, zwart, ontdaan van kleur ben ik gebleven,
aarde met de zee wordt immers modder.
Wat dan nog? Indien mijn kleur nu grijs is,
komt dat, omdat jullie de zon niet kunnen zien!
[Vertaling: Luis H. Daal]
| |
[pagina 96]
| |
Balia keresentenchiGa naar voetnoot1
Tivolí, TivolíGa naar voetnoot2,
elegansia di peluka,
su máster ta di oro,
pòwís di sosiedat
5[regelnummer]
Caribe, Caribe,
garot'i distinshon,
koladó di plata,
patrish'i sosiedat
Estreya, Estreya,
10[regelnummer]
bistí tur na hel,
kamind'i der'e gai,Ga naar voetnoot3
trupialGa naar voetnoot4 di sosiedat
portugués pa bari kaya
yaya pa laba paña
15[regelnummer]
chinés pa strika bachi
San NicolasGa naar voetnoot5 pa toka brass
hende ariba hende
sombré ku sinta pretu
ta Aruba mes
20[regelnummer]
ta Aruba mes
asina nan ta balia
keresentenchi
keresentenchi
| |
[pagina 97]
| |
De verbeeldingsdans
Tivoli, Tivoli,
elegant als een pruik,
met een mast van goud:
de pauw van onze samenleving.
Caribe, Caribe,
wandelstok van voornaamheid,
zilveren zeef:
de patrijs van onze samenleving.
Estreya, Estreya,
geheel in het geel gekleed
waar men zoenoffers brengt:
de troepiaal van onze samenleving.
Portugezen als straatvegers,
baboes als wasvrouwen,
Chinezen als strijkbazen,
San Nicolas als koperblazers.
Mensen en nogeens mensen,
hoeden versierd met zwarte linten,
dat is nou Aruba
dat is nou Aruba.
Zo danst men daar
de verbeeldingsdans,
de verbeeldingsdans.
[Vertaling: D.M. van Schendel-Labega]
| |
[pagina 98]
| |
Het gedicht lanta para, watapana verscheen in het eerste nummer van Watapana, juli 1968. De thematiek van het gedicht is dezelfde als die van het eerder onder de schuilnaam Spártaco geschreven gedicht ‘Bouquét di silencio’. ‘Lanta para, watapana’ heeft echter een grotere zeggingskracht doordat de thematiek in dit gedicht met minder woorden in een strakkere vormgeving van twee maal zeven regels tot uiting komt. De Watapana, of dividivi, is de meest karakteristieke boom in het Arubaanse landschap. Habibe ziet de door de voortdurende passaatwinden scheefgegroeide en klein gehouden boom als een symbool van het Arubaanse volk, dat gebukt gaat onder historische invloeden van buitenaf en onder bestaande taboes. Hij schopt telkens tegen deze omstandigheden aan en voelt zich als het ware een watapana, die in opstand komt tegen de passaat van een duffe moraal. Het tijdschrift Watapana is opgericht doordat het gedicht ‘Lanta para, watapana’ in 1966 door de redactie van het tijdschrift Kambio werd geweigerd. Waarschijnlijk vond de redactie het niet politiek genoeg. Dit is nogal verbazingwekkend, want het gaat hier wel degelijk om een politiek vers, al is de inhoud zeer subtiel verwoord. ‘Lanta para, watapana’ is volledig gebaseerd op personificatie. De watapana is neer gebogen en zou zich moeten oprichten. In regel 6 en 7 trekt de dichter een vergelijking met de vrij in de natuur voorkomende cactussen, die men gebruikt voor de omheining van stukken grond en ze daardoor van hun vrijheid berooft. Op deze wijze verbeeldt Habibe de volgens hem te gelaten houding van de Antillianen en Arubanen bij het proces van bewustwording. De tweede strofe bevat meer actie dan de eerste. De watapana moet zijn gezicht beschilderen en pijlen afschieten. De tropische atmosfeer, waarin het helwitte licht soms van alle kanten schijnt te komen, is met ‘shelu di plata’ (zilveren hemel) goed weergegeven. Toch bedoelt de schrijver hiermee nog iets meer te zeggen. De zilveren hemel (r 11) is namelijk ook een beeld van een boven het volk geplaatste wereld, waarin corrupte machthebbers en uitbuiters van de situatie profiteren. Het gedicht mi koló?is gepubliceerd in het nummer van juli 1970 in de tweede jaargang van Watapana. Het gedicht is bij eerste lezing nogal ontoegankelijk en geeft zijn rijke inhoud pas prijs na vele malen herlezen. De sleutelwoorden zijn mijn huidkleur, in de titel, en in het gedicht zelf ‘aarde’ en ‘zee’. Laatstgenoemde woorden komen twee keer met een hoofdletter in de tekst voor. In de eerste strofe richt de dichter zich tot ‘jullie’, de Arubanen. Met hen | |
[pagina 99]
| |
identificeert hij zich, gezien de bezittelijke voornaamwoorden in de regels 5 en 7 tot en met 11. Huidkleur, aarde en zee stelt hij centraal. Het is hem overigens niet om de huidkleur als zodanig te doen wat blijkt uit de eerste strofe, waarin hij aangeeft, dat hij daarmee niet wil pronken. Het gedicht heeft als thematiek de mythe rond de huidkleur, die Habibe wil ontzenuwen blijkens de versregels 11, 12, 15, 16, 19 en 20. ‘Mi koló?’ valt in drie gedeelten uiteen. In de eerste strofe stelt de dichter zich voor. In regel 5 t/m 14 noemt hij de woorden, die we met kleuren kunnen associëren. In de laatste regels schetst hij de gevolgen van de mythe, volgens welke de Arubanen zuiver een Indiaans en blank verleden zouden hebben. In de oorspronkelijke taal heeft het gedicht een strakke bouw in vijf kwatrijnen. De versregels tellen elk ongeveer elf lettergrepen. Opvallend is het veelvuldig gebruik van de o-klank in assonerende halfrijmen, zoals oro, wowo, otro, Kongo, toro, koló, petrolio, etc. Verder komt veel alliteratie en binnenrijm voor, zoals ‘kana karisiá’, ‘nos bena a bebe bruha’, ‘boso wowo’, enz. | |
De dichter stelt zich voor (r 1 t/m 4)De dichter introduceert zich in de eerste strofe. Hij dankt zijn huidkleur en zijn bestaan aan moeder aarde en (vader) zee. Hij begeeft zich daarmee op het gebied van de mythologie. Habibe heeft het over zijn huidkleur, waarbij hij de blik van de Arubanen niet wil strelen met een bepaald soort status, verbeeld met de woorden zilver en goud. De rijmende woorden ‘oro’ en ‘boso wowo’ geven een extra accent aan het zien van de mooie huidkleur door ‘jullie’ (de Arubanen); het afgaan op uiterlijkheden. | |
Kleurenassociaties (r 5 t/m 14)In de tweede strofe spreekt de dichter van het geloof en het traditionele carnaval. Verder van duisternis en licht. Het begrip duisternis werkt hij uit in de regels 7 en 8. Ook hier is weer sprake van personificatie; bloedvaten die drinken en een ‘land’ dat betovert. Kongo verwijst naar het Afrikaanse element in de Arubaanse bevolking. De kindermeisjes waren meestal negroïde. Ze vertelden de hun toevertrouwde kinderen verhalen uit de Afrikaanse folklore, bijvoorbeeld spinverhalen over de held Nanzi. Daarop doelt Habibe in regel 7. De bezieling voor het Papiaments, waaraan Afrikaanse talen hebben bijgedragen, blijkt uit de vergelijking met een roos in regel 9. Hoe diep de Papiamentse taal is geworteld geeft Habibe aan met het krachtige beeld van de stierenhoorn in regel 10. | |
[pagina 100]
| |
De regels 11 en 12 contrasteren sterk. Achter de Indiaanse façade gaat een negerhart schuil. ‘Un tambu di petrolio’, vertaald met ‘petroleumvat’, verwijst naar de steelband en de tambu-dans, die van Afrikaanse oorsprong is. Met de assonerende woorden ‘Congo’, ‘Oropa’ en ‘horopo’ (een Venezolaanse dans) geeft Habibe aan, dat het bloed van de Antillianen en Arubanen elementen bevat uit zowel Afrika, Europa en Zuid-Amerika. Nu is ook duidelijk wat de dichter in de regels 5 en 6 bedoelt. Tijdens het carnaval dansen de blanken en zwarten broederlijk samen, maar in de rest van het jaar presenteren de Arubanen zich als blank en Indiaans (r 11). | |
De mythe en haar gevolgen (r 15 t/m 20)In het derde onderdeel schetst de dichter de gevolgen van de mythe. Bij Petrus kraait de haan drie keer. Dat betekent verraad en verloochening, zoals we allemaal weten. Zo'n beeld te gebruiken zou een cliché zijn. De dichter komt hier met iets heel anders op de proppen, waarbij de lezer onbewust toch wel denkt aan de bijbelse haan. Bij Habibe verstenen de hanen. In slaap gewiegd door de mythe van een zuiver Indiaans en Europees verleden, verloochent de Arubaan zijn eigen ras en identiteit. Men wil de neger tot blanke maken met alle narigheden van dien, zoals Frantz Fanon uiteen heeft gezet in zijn boek ‘Peau noire, masques blancs’. De dichter voelt zich kleurloos, omdat de Arubanen het licht van de waarheid niet willen zien. In dit verband wil ik verwijzen naar wat in hoofdstuk vi is vermeld over het gedicht ‘Deskubri herensia’ van Frank Booi. Ook daar is sprake van licht en donker; de donkere wereld die Booi aanvankelijk niet wilde zien, maar die een deel van hemzelf is. De zon symboliseert het licht, de waarheid, de eigen identiteit. Kortgezegd bedoelt de dichter dat, wat men volgens innerlijke beschouwing is, en wat de mens als onderdeel van het oneindige lijkt te zijn, men slechts door een mythe tot uitdrukking kan brengen. De mythe is meer individueel gericht en geeft het leven nauwkeuriger weer dan wetenschap vermag. Deze enigszins theoretische woorden zijn afkomstig van de psycholoog C.G. Jung in diens boek ‘Erinnerungen, Träume, Gedanken’. Aarde en zee, ziel en bloed, ons binnenste, dag en nacht, hanen en zon, zijn allemaal archetypen. Met ‘Mi koló?’ heeft Henry Habibe een mythe geschapen. Of liever, hij wil een mythe uit de Arubaanse wereld helpen. De mythe is, dat de Arubaan uitsluitend Indiaans en blank bloed zou hebben. Dit komt voor uit een onwil het negroïde element in zichzelf te accepteren. Henry graaft in de oorsprong van zijn eigen bestaan en daarmee in dat van de Arubanen, waarmee hij de grondvesten van de eilandsgemeenschap bloot legt. | |
[pagina 101]
| |
Het gedicht balia keresentenchi komt voor in de in november 1980 uitgekomen bundel Keresentenchi. Deze bundel straalt veel vitaliteit uit. Met vurige strijdlust hekelt Henry Habibe politieke en religieuze toestanden op Aruba. De titels van de bundel en die van het gedicht ‘Balia keresentenchi’ zijn ontleend aan het kinderliedje ‘Ta kon nos ta balia keresentenchi, t'asina nos ta balia keresentenchi’. Alzo dansen wij keresentenchi, zo dansen wij keresentenchi. Het woord ‘keresentenchi’, toegelicht bij het gedicht, is kenmerkend voor de hele bundel. In Keresentenchi gaat Habibe op dezelfde wijze te werk als Oduber gedaan heeft in zijn gedichten onder de titel ‘Yega serka’. Op sarcastische wijze relativeert Habibe alles waar de Arubanen hoog over opgeven, zoals paternalistische gewoonten, sociale status en huidkleur. Hoe blanker hoe beter vinden de Arubanen. Hier gaat Henry Habibe veel persoonlijker te werk dan Federico Oduber, aangezien hij de spot drijft met mensen waarvan hij er één met name noemt, Hosé Mansón. In het gedicht ‘Balia keresentenchi’ komt het non-conformisme van de satiricus Habibe goed uit de verf. Hij neemt de Arubaanse maatschappij in haar hoogste en laagste geledingen onder de loupe. Het gedicht is in regelmatige strofen opgebouwd, waarbij elke strofe een gedachteneenheid vormt, opgenomen in de hogere eenheid van het totaal. Het gedicht gaat voornamelijk over rangen en standen. De dichter werkt deze begrippen uit in drie onderdelen: een over exclusieve verenigingen, een over sociale groeperingen en een conclusie, waarbij hij een standpunt inneemt. ‘Balia keresentenchi’ is een gedicht waarin maatschappij-kritiek naar voren komt. | |
Exclusieve verenigingen (r 1 t/m 12)De eerste strofe gaat over de club Tivoli, waarvan alleen de blanke elite lid kan worden. Het beeld van de ‘gouden mast’ staat voor rijkdom. Het woord mast verwijst naar de ruggegraat van de zeilschepen in de Victoriaanse tijd, toen rangen en standen nog zeer ingeburgerd waren. De beeldspraak van regel 4 geeft aan, dat men met geld pronkt. De schrijver herhaalt de gedachtengang van de eerste strofe in de tweede. Ook de club Caribe wil zich duidelijk onderscheiden van andere, wat gesymboliseerd wordt door de gedistingeerde wandelstok. Het beeld van de ‘zilveren zeef’ is haarscherp. We kunnen hier een vergelijking trekken met het welbekende gedicht van Habibe, ‘Lanta para, watapana’. De dichter spoort de watapana, symbool voor de Arubanen, aan om zijn pijlen in de zilveren hemel te spijkeren. Waar uitbuiters zijn daar is zilver. Denk aan de | |
[pagina 102]
| |
zilvervloot. Met andere woorden, de corrupte uitbuiters voelen zich verheven boven het gewone volk. Wie Caribe binnenkomt is als het ware door een zeef van corruptie en uitbuiting heen gegaan. Hij is de warawara, de roofvogel van het eiland, máár gedistingeerd! In de laatste regel van de tweede strofe vergelijkt de dichter op geraffineerde wijze de leden van Caribe met de patrijs, het kostelijke wildbraad, dat op kerstavond op de tafels van de rijken prijkt. Evenwichtig bouwt Habibe in de derde strofe op het voorafgaande. Precies als in de eerste twee strofen staat de naam van de vereniging aan het begin, terwijl aan het slot de vergelijking met een vogel volgt. Dat het ook hier om goede sier gaat blijkt uit de naam van de club, Estreya, een woord dat is afgeleid van het Spaanse estrella, ster. De leden van Estreya zijn in het geel gekleed, de kleur van de toenmalige, radicale politieke partij Movimiento Electoral di Pueblo van Betico Croes, die streefde naar afscheiding van het ‘zwarte’ Curaçao. Estreya is de club van het midden op het eiland gelegen Santa Cruz, de toenmalige woonplaats van Betico Croes. ‘Kamind'i der'e gai’, letterlijk te vertalen met ‘op weg naar derá gai’ heeft te maken met een volksgebruik ten plattelande, vooral in de buurt van Santa Cruz, waar Croes in 1980 veel aanhangers had. Paul Brenneker, een deskundige over Antilliaanse volksgebruiken, zegt over deré gai: ‘Een geblinddoekte man mag één keer slaan om de kalabas te raken waaronder de levende haan zit begraven.’ (Zie de reeks Sambumbu) De troepiaal, waarmee de dichter de leden van de club typeert, is een opvallend helkleurige vogel, die voorkomt op het platteland. Er is een gele en een oranje variant. Habibe vergelijkt deze vogels met mensen, die willen schitteren met het nationalisme en die de ‘status aparte’ belijden. | |
Sociale groeperingen (r 13 t/m 16)De beschrijvende vierde strofe contrasteert met de drie voorafgaande, wat de aandacht extra prikkelt. Hij somt vier bevolkingsgroepen op van gewone mensen, die voor de hogere kringen goed genoeg zijn om straten en kleding te reinigen en om muziek te maken, maar waar men verder geen contact mee wil hebben. | |
Status (r 17 t/m 23)In de vijfde strofe komen de eerder uitgezette lijnen samen. Met ‘mensen en nogeens mensen’ bedoelt de dichter eigenljk ‘mensen boven mensen’, alsof de waarde van een mens kan worden afgemeten aan zijn sociale status. De | |
[pagina 103]
| |
beelden in regel 18 duiden op de gegoede kringen. Er is op Aruba een elite, die niet goed accordeert met de negers. De negroïde werknemers ziet men als buitenstaanders. Door de titel aan het slot van het gedicht te herhalen zorgt de dichter voor een harmonische afsluiting. Zo danst men op Aruba zijn kinderdansje. Het is duidelijk dat de hekeldichter zich distantiëert van dit onvolwassen gedoe.
De bundel Keresentenchi bevat ook nog een serie schitterende gedichten, waarin Habibe enkele notoire figuren op vlijmscherpe wijze aan de kaak stelt. Een van de gedichten heet ‘Kende nos ke tumba?’ (Wie willen wij omverwerpen?). Ook hier hebben we te maken met een kinderliedje. Het argeloze kind ziet en noemt dingen zoals ze zijn. In dit gedicht, waarvan ik de eerste strofe citeer, valt een sterk ritme op. Hosé Mansón, mansa tumba,
mansa 'repa, mansa pan,
pan batí ku pekelé
wantomb'i Mansón Hosé.
Hosé Mansón, getemde tumba,
gekneed brood en maïskoek,
maïsbrood met zoute haring
de vogelverschrikker Mansón.
‘Kende nos ke tumba?’ is een spotgedicht. Op de toon van een kinderliedje maakt Habibe zich vrolijk over Hosé Mansón. Hij behandelt een in zijn ogen belachelijke figuur in een quasi kinderliedje, waardoor hij hem afschildert als een rare kwast. In Ñapa van 30 januari 1981 wordt de bundel Keresentenchi beschreven als een schokkende ervaring. Dat zal voor raak getypeerde lieden als Hosé Mansón zeker het geval geweest zijn! Jules Marchena vindt in zijn bespreking van Keresentenchi, dat door het gebruik van flarden tekst uit kinderliedjes het sarcasme iets lichtvoetigs krijgt. | |
[pagina 105]
| |
2. Ramón Todd DandaréDe veel belovende schrijver ramÓn todd dandaré werd op 21 september 1942 geboren te Río Hacha, Colombia. Op zijn negende jaar kwam hij naar Aruba en doorliep daar de middelbare school. In Amsterdam behaalde hij vervolgens het diploma mo b Spaans. Hij was enkele jaren als leraar verbonden aan het Colegio Arubano op Aruba. In 1979 vertrok hij naar Cali, Colombia, om daar linguïstiek en Spaans te studeren. Deze studie heeft hij afgerond met het Masters Degree. Todd Dandaré is nu directeur van het Instituto Lingwístiko Antiyano op Aruba. In zijn Nederlandse tijd had Ramón Todd Dandaré contacten met Frank Booi en Henry Habibe. Ze lazen elkaar hun gedichten voor, die ze kritisch beoordeelden. Hun poëzie vertoont in zoverre overeenkomsten, dat ze alle drie vinden, dat er op de Antillen iets moet veranderen. Op 1 juli 1968 verscheen het eerste nummer van het literaire tijdschrift Watapana. Daarin was het Nederlandstalige gedicht ‘Lubsja’ van Todd Dandaré opgenomen. Het betreft hier hermetische poëzie met occulte symbolen. In Watapana, jaargang 1 nummer 3 verscheen van hem in 1969 het Papiamentstalige gedicht ‘Soño’ en een gedicht zonder titel. In de editie van maart 1970 vinden we weer een gedicht van Todd Dandaré in de Spaanse taal, getiteld ‘Mi acuerdo de ti’. In het februari nummer van 1972 volgt tenslotte een titelloos gedicht van hem in het Papiaments, dat begint met de woorden ‘Isla di mi’. Al met al een geringe produktie, waarbij slechts twee gedichten in de landstaal zijn geschreven. | |
[pagina 106]
| |
Isla di mi, mi kier
kambia bo fashi
Mi kier sinta pafor
na California
5[regelnummer]
skirbiendo ku piedra
mi nòmber
den santo
i laga olanan
lora bin kit'é.
10[regelnummer]
Mi kier subi riba
bo lombrishi
i tira e flor di kibrahacha
p'é baha ku biento
i kubribo ku oro.
15[regelnummer]
Mi kier dobla e watapana
bir'é kara p'ariba
i saka tur su djus
pa mi yena mi mes k'e forsa
dje primitibo indjan.
20[regelnummer]
Mi kier koi bo kurpa
lor'é boka abou
pa mi hunga ku e tesoro
ku bo ta warda den fondo di bo ser.
Mi kier drenta bo serebo
25[regelnummer]
mané un idea di ayera
mané un hecho di mañan,
mané un unión karnal
mi kier ta den bo
pa bo ta den mi.
30[regelnummer]
Mi kier ta un,
un so ku bo
i mi kier dirihibo mané
| |
[pagina 107]
| |
Eiland van mij, ik wil
je voorkomen veranderen
Ik wil buiten zitten
bij Californië,
met een steen
mijn naam
in het zand schrijven
en de aanrollende golven
hem laten uitwissen.
Ik wil opklimmen naar
je navel
en de kibra-hacha-bloem opgooien
zodat zij met de wind
neer kan dwarrelen
en jou met goud bedekken.
Ik wil de watapana-boom ombuigen
naar het Oosten
en al zijn sap uitpersen
om mijzelf te voeren met de kracht
van de primitieve Indiaan.
Ik wil je lichaam nemen
en het ondersteboven rollen
om te spelen met de schat
die in het binnenste van je wezen huist.
Ik wil binnendringen in je hersens
als van gisteren een idee
als een feit van morgen
als geslachtsdaad.
Ik wil in je zijn
zodat jij in mij kunt wezen.
Ik wil één zijn,
slechts één met jou
| |
[pagina 108]
| |
un piskadó
ta dirihí su kanoa
35[regelnummer]
p'é tira su tarai.
Mi kier sakabo,
kore bai ku bo
hibabo te na solo
pa mi ponebo riba mundo
40[regelnummer]
na e lugá di más halto,
pa bo ta un dios
ku ta traha su hende
i ta bolbe mat'é
hink'é hundu den bo
45[regelnummer]
fondo kayente.
Isla di mi, mi kier
kambia bo fashi.
| |
[pagina 109]
| |
en ik wil je bestieren
als een visser
die zijn boot bestuurt
om zijn werpnet uit te werpen.
Ik wil je eruit halen
en met je weglopen
tot aan de zon
om je boven op de wereld neer te zetten
op de allerhoogste plek
zodat je als een god kunt wezen
die de mensen schept
en ze weer vernietigt,
hem diep in je warme binnenste steken.
Eiland van mij, ik wil
je voorkomen veranderen.
[Vertaling: Luis H. Daal]
| |
[pagina 110]
| |
De titel isla di mi is in het gedicht zelf opgenomen. Met de beginwoorden ‘isla di mi’ is het onderwerp, eiland van mij, gekarakteriseerd. Daarmee valt de dichter met de deur in huis. Het thema is de wens van de schrijver om het uiterlijk van zijn eiland te veranderen. Met dit thema begint de tekst (r 1, 2), waarna het gedicht besluit met de herhaling daarvan. De ie-klanken van ‘isla di mi’ roepen het kleine, beslotene en vertederende op. Hieruit blijkt de liefde van de dichter voor het eiland. De martiale a-klanken in ‘kambia bo fashi’ duiden op actie. Het werkwoord ‘kambia’ doet denken aan het tijdschrift Kambio, dat de voorloper is van Watapana, waarin dit gedicht is gepubliceerd. Beide tijdschriften beogen veranderingen tot stand te brengen, het eerstgenoemde vooral op politiek en maatschappelijk terrein, het tweede op taalgebied. Daarbij staat de eigen taal als middel tot bewustwording centraal. De regels 1 en 2 met binnenrijm bevatten een personificatie, want de dichter roept het eiland aan alsof het een persoon is. De uitroep ‘eiland van mij’ roept onmiddellijk een zekere spanning bij de lezer op. Het heeft ook iets vertederends, want het kan gelezen worden als ‘ach, mijn eiland’. Todd Dandaré werkt de thematiek uit in een aantal afgeronde schetsen, steeds voorafgegaan en daardoor gemarkeerd door ‘Mi kier’, ik wil. Hij gebruikt een Homerische vergelijking, waarbij zijn eiland een geliefde is. Hier hebben we ook een parallel met het Hooglied van Salomo, waarin, verdeeld over acht hoofdstukken, de kerk is vergeleken met een bruid. De volgende stadia van een symbolische liefdesgeschiedenis ontvouwen zich; ontmoetingstijd (r 3 t/m 9), het geven van sieraden (r 10 t/m 14), krachtvertoon (r 15 t/m 19, vrijen (r 20 t/m 23, geestelijk contact (r 24 t/m 27, één willen worden (r 28 t/m 31), de leiding nemen (r 32 t/m 35), samen zijn (r 36 t/m 45). Het woord navel in regel 11 maakt ineens duidelijk, dat Todd Dandaré een vergelijking trekt met een geliefd meisje. Het gedicht beweegt zich als het ware op twee parallelle sporen, Aruba enerzijds en een jong meisje anderzijds. De twee sporen, het eiland én de mens, het meisje, zien we in de gebruikte zelfstandige naamwoorden. De meeste daarvan geven beelden van het eiland, zoals het Arubaanse duinengebied California, steen, zand, golven, kibrahacha-bloem, wind, watapana, sap. Daarnaast overheersen woorden die met een mens te maken hebben; navel, gezicht, Indiaan, lichaam, hersens, gedachte, daad, geslachtsdaad, visser, kano, visnet. | |
Ontmoetingstijd (r 3 t/m 9)De dichter laat in regel 4 weten welk eiland hij op het oog heeft, want | |
[pagina 111]
| |
California is een gebied op Aruba. Hij noemt het eiland niet bij naam, aangezien hij dit feit bekend veronderstelt. Hij maakt hierbij gebruik van de stijlfiguur pars pro toto door een deel van het eiland te noemen. De keuze van dit Arubaanse duingebied met zijn zinnelijke ronde vormen is niet toevallig. In deze regels klinkt een verborgen protest tegen het lawaai van de wereld. De dichter zoekt de stilte van het isolement in de natuur. Buiten, in het verlaten duingebied bij de zee wil hij schrijven. In regel 5 valt het gebruik van het participium ‘skirbiendo’ op. Hierdoor is de wijze van uitdrukken beknopt en krachtig. Het binnenrijm in ‘mi kier’ en ‘skirbiendo’ legt de nadruk op de wens om te schrijven. Schrijven is belangrijk op deze plaats in het vers. Immers na te hebben onthuld welk eiland hij bedoelt, geeft de dichter in dezelfde zin aan op welke wijze hij het gezicht van zijn eiland wil veranderen, namelijk door met de taal bezig te zijn. Hiermee heeft Todd Dandaré het onderwerp op de rails gezet en kan hij het gegeven verder uitwerken. Diepzinnig is het beeld van de aanrollende golven, die het geschreven woord uitwissen. Men zou de golven kunnen associëren met de tijd, de cyclische beweging van veranderingsprocessen. Ook valt te denken aan de op het eiland aangerolde migratie-golven van Indianen, Spanjaarden, Nederlanders, joodse mensen, Portugezen, Afrikanen, enz. Het schrijven van namen in het zand of in de bast van een boom behoort bovendien tot de rituelen van verliefdheid. | |
Het geven van sieraden (r 10 t/m 14)Ramón Todd Dandaré wil Aruba een ander cachet geven. Daarvan getuigt de kleurensymboliek van de kibrahacha, een boom met gele bloemen, en oro (goud). De kibrahacha-bloem en het goud hebben te maken met de invloed van de planeet Mercurius, die bekend staat als geneeskrachtig voor zowel geestelijk als lichamelijk blinde mensen. Het is de dichter te doen om de ontwikkeling van het bewustzijn van de Antillianen, zoals in het volgende fragment nader blijkt. | |
Krachtvertoon (r 15 t/m 19)De versregels 15 en 16 hebben een duidelijke associatie met het gedicht ‘Lanta para, watapana’, dat het visitekaartje van Henry Habibe is. Ramón Todd Dandaré wil, dat de Arubanen, gesymboliseerd door de windboom, bewust worden van hun eigen identiteit en het hoofd oprichten. Het woord watapana is welluidender en vloeiender dan dividivi, een andere benaming voor dezelfde boom. Ook klinkt watapana minder zoetelijk. Het woord | |
[pagina 112]
| |
verwijst tevens naar het tijdschrift, waarin het gedicht is gepubliceerd. In ‘Isla di mi’ vormt de Indiaan een detail. Todd Dandaré werkt in regel 17 met sap (levens-) en in regel 19 met de figuur van de Indiaan als uitbeelding van kracht. Hij doelt op sociale veranderingen op Aruba, in tegenstelling tot Hubert Booi en Ernesto Rosenstand voor wie de Indiaan aanleiding is om op romantische wijze onder te duiken in het verleden. | |
Vrijen (r 20 t/m 23)Het ondersteboven rollen is een toespeling op vrijen en sluit goed aan bij de aanrollende golven (r 8) en in zekere zin ook bij de opgegooide en neerdalende bloesems (r 12 en 13. Welk een beweging en ritmiek! Intrigerend is het beeld van ‘de schat’, waarmee ook de diepste wezenstrekken van de eigen taal, het Papiaments, bedoeld kunnen zijn. De werkelijke, lichamelijke schat, is door de dichter getransformeerd tot een symbool van een poëtische realiteit; de taal. | |
Geestelijk en lichamelijk contact (r 24 t/m 35)Met drie vergelijkingen geeft de dichter aan op welke wijze hij contact zoekt. Hij wil zich identificeren met zijn eiland; één daarmee zijn. De regels 28 en 29 preluderen op de intimiteit van de geslachtsdaad in regel 44. Het leiden van de geliefde in regel 33 vergelijkt hij met een visser, die zijn boot bestuurt. Het vaartuig is een kano, wat aansluit bij de Indiaan van regel 20. | |
Samen zijn (r 36 t/m 45)In dit onderdeel werkt Todd Dandaré naar een climax toe. Het gedicht is begonnen met anorganische elementen, zoals steen, zand en golven. Daarop volgen de plantaardige bomen. Vervolgens de Indiaan, de geliefden, vissers. Tenslotte de metafysische god als beeldspraak voor de hoogte waartoe hij zijn geliefde zou willen voeren. Uit de versregels 41 tot en met 43 spreekt geloof in een schepper. Alleen zit de schrijver nog met de paradox, dat leven, gebonden aan onze stoffelijke aarde, automatisch het loskomen daarvan, de dood, meebrengt. Vandaar het sarcasme. Het zeer intieme, menselijke contact, volgt en bekrachtigt de metafysische climax. ‘Isla di mi’ is rijk aan beeldende taal. Ramón Todd Dandaré stelt zich positief op, accepterend, met een zeker begrip. Hij staat veranderingen voor, maar gaat niet heftig te keer. Hij zegt het niet zo radicaal als Frank Booi. Todd Dandaré benadert zijn eiland niet zoetig en romantisch. Hij is minder dan de anderen een gevoelsmens, meer een denker. ‘Isla di mi’ betekent het eiland waar ik mee zit, ach, mijn eiland. Deze dichter gaat mee met de stroming van het leven. Hij maakt ervan wat er van te maken valt. |
|