die de oude dame hem voorhield: ‘Zelfs onder bedreiging zal ik mijn medische kennis met aanwenden in strijd met de wetten der menselijkheid. Dit verklaar ik plechtig, vrijwillig en op mijn woord van eer.’ Vanaf het moment dat tot hem doordrong dat mevrouw De Vries hem herinnerde aan de eed die hij eens als aankomend arts vol overtuiging had afgelegd, dook hij uit schaamte weg zodra hij haar ergens dreigde tegen te komen.
Op de parterre riep Gerrit, de huismeester, hem gemaakt jolig toe: ‘De trap vandaag? Verstandig hoor, goed voor uw hart! Moeilijke taak vandaag. Ik heb het in de krant gelezen. In ieder geval sterkte!’
‘Dank je wel, Gerrit. Het zal wel meevallen.’ De conciërge kwam zijn loge uit en rende op hem toe om de deur naar de in het souterrain gelegen garage te openen. Op een dag als deze apprecieerde hij zo'n klein menselijk gebaar bijzonder.
Gerrit had niet altijd deel uitgemaakt van de inventaris van het flatgebouw. Destijds hadden de bewoners noodgedwongen een werknemer van de bewakingsdienst Securiance in dienst genomen. Er zat toentertijd niets anders op. Onopgevoede jongeren uit stadsdelen waar geen mens zich meer waagde, waren uit hun kwartier gekropen, bekladden de binnenmuren van het appartementsgebouw met oriëntaalse tekens en deden hun kwalijk riekend gevoeg in de lift. Nadat Gerrit, een enthousiast beoefenaar van kracht- en vechtsporten, zich eenmaal in de voor hem gebouwde loge had gevestigd, was het met de overlast gedaan. Zijn aanwezigheid verhoogde de servicekosten aanzienlijk, en na de ‘Retrovolutie’ was Gerrit eigenlijk niet meer nodig. Maar hij nam de bewoners allerlei werkjes uit handen zoals boodschappen doen voor de zieken, en hij repareerde alle sanitair. Uiteindelijk wilde niemand hem meer missen.
Hij opende zijn auto en plakte het laisser passer van Justitie achter de voorruit. Geen overbodige maatregel, want aangekomen in De Bijlmer werd hij enkele keren door agenten tot staan gebracht. Op de plaats van bestemming stond een zwijgende menigte. Hij verwachtte boegeroep en gebonk op de carrosserie, maar zag alleen gelatenheid, berusting.
Voor de poort in de hoge muur rond het complex waar hij moest zijn stonden ambtenaren van het gevangeniswezen. Ze hieven hun stengun ter begroeting, zagen er op toe dat de deur openzwaaide en