De Tweede Ronde. Jaargang 22
(2001)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 185]
| |
De tuin
| |
The gardenHow vainly men themselves amaze
To win the Palm, the Oke, or Bayes;
And their incessant Labours see
Crown'd from some single Herb or Tree,
Whose short and narrow verged Shade
Does prudently their Toyles upbraid;
While all Flow'rs and all Trees do close
To weave the Garlands of repose.
Fair quiet, have I found thee here,
And Innocence, thy Sister dear!
Mistaken long, I sought you then
In busie Companies of Men.
Your sacred Plants, if here below,
Only among the Plants will grow.
Society is all but rude
To this delicious Solitude.
| |
[pagina 186]
| |
[Vervolg Nederlands]Het wit of rood was nimmer naar zijn aard
Zo amoureus als deze groene gaard.
Verdwaasde minnaars, wreed gelijk hun vlam,
Snijden de naam van 't lief in elke stam:
Helaas, niet één eerbiedigt of beseft
Hoezeer dat schoon het hare overtreft!
Prachtige boom, als ik je schors ooit schend,
Dan maak ik slechts jouw eigen naam bekend.
Is het voorbij met onze hete lust,
Dan komt de liefde hier het best tot rust.
De goden, naar het sterflijk schoon op jacht,
Zijn dikwijls door een boom tot staan gebracht.
Apollo zocht bij Daphne zijn vertier
Opdat zij uit zou groeien tot laurier;
Pan achtervolgde Syrinx: dat was niet
Daar hij de nimf begeerde, maar het riet.
| |
[Vervolg Engels]No white nor red was ever seen
So am'rous as this lovely green.
Fond Lovers, cruel as their Flame,
Cut in these Trees their Mistress name.
Little, Alas, they know, or heed,
How far these beauties hers exceed!
Fair Trees! Where s'eer your barkes I wound,
No name shall but your own be found.
When we have run our Passions heat,
Love hither makes his best retreat.
The Gods, that mortal beauty chase,
Still in a Tree did end their race.
Apollo hunted Daphne so,
Only that she might Laurel grow.
And Pan did after Syrinx speed,
Not as a Nymph, but for a Reed.
| |
[pagina 187]
| |
[Vervolg Nederlands]Hoe wonderbaarlijk leef ik in mijn tuin!
Er vallen rijpe appels om mijn kruin;
De malse druiventrossen in het rond
Persen vanzelf hun wijn uit op mijn mond;
Perzik en nectarine, teer van huid,
Nijgen en nodigen mijn handen uit;
Ik struikel over een meloenenrij,
Tuimel voorover in een bloemenwei.
De geest intussen, aards genot ten spijt,
Trekt zich terug in eigen zaligheid:
De geest, die oceaan, waar al wat is
Terstond zijn beeld vindt en gelijkenis.
Toch vormt hij, stijgend boven dit domein,
Zeeën en werelden die anders zijn,
Door het geschapene teniet te doen
Tot groen gepeins in het beschaduwd groen.
| |
[Vervolg Engels]What wond'rous Life in this I lead!
Ripe Apples drop about my head:
The Luscious Clusters of the Vine
Upon my Mouth do crush their Wine;
The nectaren, and curious Peach,
Into my hands themselves do reach;
Stumbling on Melons, as I pass,
Insnar'd with Flow'rs, I fall on Grass.
Meanwhile the Mind, from pleasure less,
Withdraws into its happiness:
The Mind, that Ocean where each kind
Does streight its own resemblance find;
Yet it creates, transcending these,
Far other Worlds, and other Seas;
Annihilating all that's made
To a green Thought in a green Shade.
| |
[pagina 188]
| |
[Vervolg Nederlands]Bij de fontein, die haar bassin besproeit,
Of waar een vruchtboom uit de mosgrond groeit,
Ontdoet mijn ziel zich van haar lijfsgewaad,
Waarna zij tussen takken glijden gaat.
Gelijk een vogel zit en zingt zij daar,
Zij poetst en kamt haar zilveren vleugelpaar,
En schudt, allengs op hoger vlucht gericht,
Haar pluimen in het iriserend licht.
Zo was die tuin-staat ook, vol zegening,
Zolang de mens daar zonder ega ging:
Nu hij dat lustoord had, zo zoet en rein,
Wie zou hem nog ter hulpe kunnen zijn!
Maar 't was de sterveling niet toegestaan
Om daar in eenzaamheid zijn weg te gaan:
Twee paradijzen zou het zijn inéén,
Leefde hij in het paradijs alleen.
Hoe meesterlijk ontwierp de hovenier
Uit kruid en bloem een zonnewijzer hier;
Waar 't licht van boven, door het bladerdak,
Schuift langs een balsemieke zodiak;
En bij haar arbeid raamt de nijvere bij
Haar tijd niet minder accuraat dan wij.
Heilzame, zoete uren: enkel maar
Met bloemen en met kruid berekenbaar!
| |
[Vervolg Engels]Here at the Fountains sliding foot
Or at some Fruit-tree's mossy root,
Casting the Bodies Vest aside,
My Soul into the Boughs does glide:
There like a Bird it sits and sings
Then whets, and combs its silver Wings;
And, till prepar'd for longer flight,
Waves in its Plumes the various Light.
Such was that happy Garden-state,
While Man there walk'd without a mate:
After a Place, so pure, and sweet,
What other Help could yet be meet!
But 'twas beyond a Mortal's share
To wander solitary there:
Two Paradises 'twere in one
To live in Paradise alone.
How well the skilful Gardner drew
Of flow'rs and herbes this Dial new;
Where from above the milder Sun
Does through a fragrant Zodiack run;
And, as it works, th'industrious Bee
Computes its time as well as we.
How could such sweet and wholesome Hours
Be reckon'd but with herbs and flow'rs!
|
|