De Tweede Ronde. Jaargang 22
(2001)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
De domme FransmanGa naar voetnoot*
| |
[pagina 141]
| |
aan, bijna zonder te kauwen, alsof hij uitgehongerd was. Ziek, geen twijfel mogelijk, dacht de Fransman. Zou die idioot echt denken dat hij die stapel naar binnen krijgt? Nog voor hij er drie op heeft is zijn maag al vol, maar hij moet die hele berg wel betalen! ‘Nog wat kaviaar!’ schreeuwde de man terwijl hij met zijn servet zijn vette lippen afveegde. ‘En vergeet de lente-uitjes niet!’ Maar... die berg is al voor de helft verdwenen! De clown keek met ontzetting toe. Lieve hemel, heeft hij de zalm al helemaal op? Dat is niet normaal meer... Is de maag van een mens dan zo rekbaar? Onmogelijk. De maag van een mens mag dan nog zo elastisch zijn, maar verder dan de grenzen van de buik kun je hem toch niet uitrekken... Als die heer in Frankrijk zou wonen, zou hij op de kermis optreden. Lieve hemel, die berg pannenkoeken is weg! ‘Een fles Neuilly,’ zei de man naast hem toen de kelner hem de kaviaar en de ui bracht. ‘Maar zorg dat hij op temperatuur is. Wat nog meer? Nog een portie pannenkoeken graag... Maar wel een beetje snel!’ ‘Jawel, meneer... En wilt u nog iets na de pannenkoeken?’ ‘Iets lichts... Breng een steursoep à la Russe en... en... Ik moet er nog even over nadenken, ga nu maar!’ Misschien droom ik dit? dacht de clown verbijsterd, terwijl hij achterover leunde. Die man wil dood! Kan iemand werkelijk ongestraft zo'n hoeveelheid naar binnen werken? Ja, ja, hij wil dood. Je ziet het ook aan zijn droevige gezicht. Zou die kelner het niet verdacht vinden dat hij zoveel eet? Dat kan toch niet! Pourquoi riep de kelner die het tafeltje naast hem bediende en vroeg fluisterend: ‘Luister eens, waarom geven jullie die man zoveel te eten?’ ‘Hoezo, eh... eh... hij heeft het toch zelf besteld? Waarom zou ik het dan niet geven?’ vroeg de kelner verbaasd. ‘Vreemd, maar op die manier kan hij hier tot de avond aan het bestellen blijven! Als u zelf niet de moed hebt hem te weigeren, laat u dan de maître d'hôtel komen, of roep de politie!’ De kelner grinnikte, haalde zijn schouders op en liep weg. Barbaren! dacht de Fransman verontwaardigd. Ze zijn nog blij toe als er een gek aan tafel zit, een zelfmoordenaar waar ze nog een paar roebel aan kunnen verdienen. Dat er iemand dood gaat kan ze niet schelen, als hij maar betaalt! | |
[pagina 142]
| |
‘De bediening is weer als vanouds!’ De man richtte opeens het woord tot de Fransman. ‘Ik krijg wat van die lange pauzes. Tussen de ene portie en de andere zit minstens een half uur! Het bederft je eetlust en je komt ook nog te laat... Het is al drie uur en om vijf uur moet ik op een jubileumdiner zijn.’ ‘Pardon, monsieur,’ vroeg Pourquoi terwijl hij wit wegtrok, ‘u zit nu toch al te dineren?’ ‘Neeee... Dit is toch geen diner? Dit is een lunch... zo'n paar pannenkoekjes...’ Op dat moment werd de steursoep gebracht. De man schepte zijn bord vol, strooide er cayennepeper over en begon te slobberen. Stakker, dacht de Fransman met steeds groeiende ontzetting. Hij is ziek en ziet zelf niet hoe gevaarlijk zijn toestand is, of hij doet het met opzet... om zelfmoord te plegen... Lieve hemel, als ik had geweten van wat voor een tafereel ik hier getuige zou zijn, dan was ik hier nooit van z'n leven naar binnen gegaan! Mijn zenuwen zijn niet bestand tegen dit soort scènes. De Fransman keek medelijdend naar het gezicht van zijn buurman in de veronderstelling dat bij hem elk ogenblik de krampen zouden beginnen die zijn oom François na zijn gevaarlijke weddenschap had gekregen. Kennelijk is het toch een ontwikkeld jong mens, in de kracht van zijn leven, dacht hij terwijl hij naar zijn buurman keek. Misschien is hij een nuttig lid van de maatschappij... en het is heel wel mogelijk dat hij een jonge vrouw en kinderen heeft. Naar zijn kleding te oordelen moet hij welgesteld zijn, tevreden... maar wat noopt hem dan tot een dergelijke stap? En kon hij echt geen andere manier uitkiezen om een einde aan zijn leven te maken? God weet hoe weinig het leven waard is! En hoe laag en onmenselijk ik ben, door hier te zitten en hem niet te hulp te snellen! Misschien is hij nog te redden. Pourquoi stond resoluut op en liep naar het belendende tafeltje. ‘Neemt u mij niet kwalijk, monsieur,’ zei hij tegen de man met zachte, honingzoete stem. ‘Ik heb niet de eer u te kennen, maar gelooft u mij desalniettemin, ik ben uw vriend. Kan ik u misschien ergens mee van dienst zijn? Bedenkt u, u bent nog jong, denk aan uw vrouw en kinderen...’ ‘Ik begrijp u niet,’ zei de man hoofdschuddend en keek de Fransman met uitpuilende ogen aan. ‘Ach, waarom zou ik er omheen draaien, monsieur? Ik zie het | |
[pagina 143]
| |
immers maar al te goed! U eet zo veel, dat het... moeilijk is geen argwaan te krijgen...’ ‘Ik veel eten?’ vroeg de man verbaasd. ‘Ik? Kom nou gauw... Natuurlijk eet ik veel, want ik heb sinds vanmorgen vroeg niets gegeten.’ ‘Maar u eet wel heel erg veel.’ ‘Ú hoeft het toch niet te betalen? Waar maakt u zich druk over? En ik eet helemaal niet zoveel! Kijkt u maar, ik eet net als iedereen.’ Pourquoi keek om zich heen en kon zijn ogen niet geloven. Het was een komen en gaan van tegen elkaar opbotsende kelners die stapels pannenkoeken brachten. Aan tafeltjes zaten mensen bergen pannenkoeken te eten, plus zalm en kaviaar... met net zoveel eetlust en onverschrokkenheid als de welgedane heer. O, wonderland! dacht Pourquoi terwijl hij het restaurant verliet. Niet alleen het klimaat maar ook de magen verrichten hier wonderen. Wat een land, wat een wonderland! |
|